§3.3 Hoe is het geregeld?

Welkom klas 2A
Ga vast rustig zitten volgens de plattegrond.
Pak alvast je boek/ huiswerk en laptop erbij.
Wacht tot dat de les begint 
1 / 54
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 54 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Welkom klas 2A
Ga vast rustig zitten volgens de plattegrond.
Pak alvast je boek/ huiswerk en laptop erbij.
Wacht tot dat de les begint 

Slide 1 - Slide

§3.3 Hoe is het geregeld?

Slide 2 - Slide

Programma
  • Huiswerk controle opgaven 18 t/m 25
  • Terugblik vorige les
  • Lesson up 1e p. 3 aero, 2e p. 2aero en 3e p. 1 aero
  • Maken opdrachten 28 t/m 34 In stilte.
  • Stilte bij instructie ( 5 aero klassenpot)
  • Zelfstandig werken ( 5 aero klassenpot)
  • Uitbetaling Aero

Slide 3 - Slide

Arbeidsovereenkomst
Document met afspraken tussen werkgever en werknemer

Voorbeelden van afspraken zijn:
  • hoogte van het loon
  • Aantal vakantiedagen
  • Aantal uren dat de werknemer werkt
  • Duur van het contract (bepaalde tijd/onbepaalde tijd)

Slide 4 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van de les:
  • Je weet voor wie een cao geldt en wat erin geregeld is.
  • Je kunt met gegeven informatie het nettoloon berekenen.


Slide 5 - Slide

Wat was ook alweer een arbeidsovereenkomst? Geef 2 voorbeelden van dingen die daar in kunnen staan.

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Video

CAO
  • Een CAO = een Collectieve arbeidsovereenkomst

  • Collectief = gezamenlijk

  • Arbeidsovereenkomst => afspraken tussen werkgever en werknemer

  • CAO => afspraken tussen werkgeversorganisaties en vakbonden die gelden voor de hele bedrijfstak


Slide 8 - Slide

Bedrijfstak
Een bedrijfstak is een groep gelijksoortige beroepen.

Voorbeelden van bedrijfstakken:
  • Onderwijs
  • Bouw
  • Zorg
  • chauffeurs
  • zakelijke dienstverlening

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Voorbeeld CAO

De werkgever mag wel betere afspraken maken dan de CAO, maar niet slechter

In de CAO staat dat een docent na 2 jaar werken €2.700,- bruto 
moet verdienen.
School is tevreden over de docent en geeft de docent een trede 
hoger, namelijk €2.950,-

Slide 11 - Slide

Brutoloon
  • Arbeidsovereenkomst => brutoloon
  • Brutoloon = afgesproken loon 

  • Met je brutoloon worden eerst belastingen en premies betaald
  • Je houdt dan nettoloon over

  • Nettoloon ontvang je op je bankrekening

Slide 12 - Slide

Voorbeeld
  • Brutoloon = €2.500
  • Loonbelasting = €220
  • Sociale premies = €80

  • Hoeveel is het nettoloon?
  • 2500 - 220 - 80 = €2.200,-

Slide 13 - Slide

Wat is een CAO?
A
Centrale Arbeidsovereenkomst
B
Collectieve Arbeidsonderneming
C
Centrale Arbeidsonderneming
D
Collectieve Arbeidsovereenkomst

Slide 14 - Quiz

CAO en Arbeidscontract zijn hetzelfde
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Je kan zelf met je werkgever onderhandelen over de CAO
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Wie onderhandelt er over de CAO?
A
werknemer
B
vakbond
C
organisatie van werkgevers
D
werkgever

Slide 17 - Quiz

Vul in:

De afspraken voor een cao gelden voor één ....
A
arbeidsvoorwaarden
B
bedrijfstak
C
collectieve arbeidsovereenkomst

Slide 18 - Quiz

Eén van de volgende afspraken kan niet in een cao voorkomen. Welke is dat?
A
De lonen in deze bedrijfstak stijgen per 1 juli met 1,5%.
B
Na een jaar ervaring krijg jij de functie van zelfstandig kok.
C
De voltijd werkweek heeft 38 uur.
D
Alle werknemers hebben per jaar 26 vakantiedagen.

Slide 19 - Quiz

In de arbeidsovereenkomst staat dat jij elke zaterdag mag komen werken. Maar volgens de CAO mag dat niet. Wat is leidend, de arbeidsovereenkomst of de CAO
A
De arbeidsovereenkomst
B
De CAO

Slide 20 - Quiz


Wat is niet waar over een CAO?
A
Staat voor collectieve arbeidsovereenkomst
B
Wordt afgesproken tussen vakbonden en werkgeversorganisaties
C
Geldt ook voor werknemers die geen lid zijn van een vakbond
D
Elke bedrijfstak heeft een CAO

Slide 21 - Quiz

Welk loon is hoger, bruto of netto loon?
A
bruto loon
B
netto loon
C
ze zijn gelijk

Slide 22 - Quiz

1) Wat is het verschil tussen bruto- en netto loon?
A
belastingen
B
premies
C
belastingen en premies
D
kortingen

Slide 23 - Quiz

Erik verdient €1235,- bruto per maand.
Zijn netto salaris is €1035,-
Hoe hoog waren zijn de inhoudingen?
A
€175,-
B
€325,-
C
€85,-
D
€200,-

Slide 24 - Quiz

Jessica verdient €1625,- bruto per maand.
Zijn inhoudingen zijn €261,-.
Wat is het netto salaris van Peter?
A
€1364
B
€1886
C
€951
D
€1482

Slide 25 - Quiz

Opdracht
Wat: examen 2023 opg. 17 t/m 25
Hoe: Op een blaadje of in je schrift Schrijf altijd je berekening op.
Tijd: 15 minuten (stiltemoment) 



timer
15:00

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Lingo

Slide 28 - Slide

Opdracht
Optie 1: 
Wat: Maak een Blooket van de begrippen van paragraaf 3.1 en 3.2
Hoe: Maak de antwoorden zo dat het juiste antwoord niet logisch is
Tijd: +- 20 min
Resultaat: deel de blooket met de docent
Klaar: iets voor jezelf doen.


optie 2: Maak de rekenparagraaf van hoofdstuk 3




timer
20:00

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van de les:
  • Je weet hoe in de wet het minimumloon geregeld is.
  • Je weet welke wetten jou als werknemer kunnen beschermen.
  • Je weet hoe je de tabel minimumloon kan toepassen en controleren 


Slide 31 - Slide

Programma
  • Uitleg en aantekeningen wet minimumloon (15 min)
  • Lesson up quiz (10 min)
  • Zelfstandig opdrachten maken (15 min)
  • Lingo (10 min)
  • Keuzeopdracht (25 min)


Slide 32 - Slide

Minimumloon
  • Minimumloon is het salaris dat je volgens de wet moet krijgen.
  • Meer salaris mag
  • Minder mag niet!!!
  • leeftijd <21 dan minimum jeugdloon

Slide 33 - Slide

Weekbedrag naar maandbedrag omrekenen
  • Van week naar maandbedrag omrekenen:  1 maand IS NIET 4 weken!!!
  • 4 x 460,40 = €1.841,60
  • Hoe van weekbedrag naar maanbedrag?
  1. weekbedrag naar jaarbedrag    460,40 x 52 weken = 23.940,80
  2. van jaarbedrag naar maandbedrag 23.940,80 : 12 = 1.995,07

Slide 34 - Slide

€35 per week. Hoeveel is dat per maand? Schrijf je berekening op

Slide 35 - Open question

  • Hoe bereken je (1)?

  • 39,5% van 1.537,20 
  • Reken eerst 1% uit => 1.537,20 : 100 = 15,37
  • Vermenigvuldig met 39,5 => 15,37 x 39,5 = 607,11

Slide 36 - Slide

  • Hoe bereken je (3)?

  • 1.537,20 = 100%
  • Hoeveel % = 461,15?


1.537,20
1
461,15
%
100

Slide 37 - Slide

  • Hoe bereken je (3)?

  • 1.537,20 = 100%
  • Hoeveel % = 461,15?
                                                           Formule mag ook!  Wat je wilt weten : het totaal x 100
                                                                                                   461,15 : 1.537,20 x 100 = 30,00
1.537,20
1
461,15
%
100
0,065...
30,00

Slide 38 - Slide

Arbowet
Arbo = afkorting van arbeidsomstandigheden
Wet met regels over gezond en veilig werken

Voorbeelden:
Verplicht helm en veiligheidsbril op werkplaats.



Slide 39 - Slide

Arbeidstijdenwet
Hierin staan regels voor werk en rusttijden

Voorbeelden:
Hoe lang iemand per dag/week mag werken.
Hoe lang iemand achter elkaar mag werken zonder pauze

Slide 40 - Slide

Welke uitspraak over het minimumloon is juist? Het minimumloon is:
A
het laagste loon in een bedrijf
B
het loon dat je minimaal moet ontvangen als je werkt
C
.het loon na belastingen en premies
D
een ander woord voor de bijstand

Slide 41 - Quiz

minimumloon betekent dat een werknemer :
A
niet meer mag verdienen
B
niet minder mag verdienen
C
niet meer maar ook niet minder mag verdienen
D
alle antwoorden zijn onjuist

Slide 42 - Quiz

Wat gaat er over de Arbowet?
A
Goede ventilatie op de werkplek
B
Na 8 uur werken verplicht pauze
C
Als je 15 bent mag je per schooldag 2 uur werken
D
Helm dragen op de bouw

Slide 43 - Quiz

Hoe jonger iemand is hoe lager het minimumloon is?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 44 - Quiz

Bereken het
minimumloon %
voor een 16 jarige.
A
36,9%
B
37,29%
C
34,5%
D
Werkelijk geen idee

Slide 45 - Quiz

Arbowet is:
A
Wet voor een gezonde en veilige werkplek
B
Regel dat overheid werk moet regelen
C
Wet wat alleen geld voor de bouwsector
D
Wet dat je sollicitatieplicht hebt

Slide 46 - Quiz

Kijk in de tabel: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/minimumloon/bedragen-minimumloon/bedragen-minimumloon-2023

Wat is het minimumloon voor een 15-jarige per dag?
A
€ 27,62
B
€ 3,84
C
€ 138,10
D
€ 598,50

Slide 47 - Quiz

Welke uitspraak over het minimumloon is juist? Het minimumloon is:
A
Het laagste loon in een bedrijf
B
Het loon dat je minimaal moet ontvangen als je werkt
C
Het loon na belastingen en premies
D
Een ander woord voor de bijstand

Slide 48 - Quiz

Wat staat er in de arbeidstijdenwet?
A
Werk en rusttijden
B
eettijden
C
slaaptijden
D
wanneer je weekend hebt

Slide 49 - Quiz

Opdracht
Wat: Opdracht 35 t/m 41  blz. 78
Hoe: In je schrift, schrijf altijd je berekening op.
Tijd: 15 minuten (stiltemoment) 
Resultaat: Beoordeel jezelf zoals de docent dat zou doen. 
Klaar: iets voor jezelf. Niet op je telefoon.


timer
15:00

Slide 50 - Slide

Slide 51 - Slide

Welkom klas 2C
Ga vast rustig zitten volgens de plattegrond.
Pak alvast je boek/ huiswerk en laptop erbij.
Wacht tot dat de les begint 

Slide 52 - Slide

Programma
Toets bespreken
Huiswerk controle opgaven 28 t/m 34
Terugblik vorige les
Stilte bij toets bespreken( 5 aero klassenpot)
Zelfstandig werken ( 5 aero klassenpot)
Huur betalen Aeros ( 15 Aeros- 5 Aeros= 10 Aeros)

Slide 53 - Slide

Opdrachten
Maak opgaven 35 t/m 41 vanaf bladzijde 78.
Hoe ? Op fluistertoon met je buurman
Hoe lang ? 10 minuten.
Klaar ? Ga iets voor jezelf doen.
timer
1:00

Slide 54 - Slide