2.1

Vandaag

  • Thema Jongeren: 2.1
1 / 32
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Vandaag

  • Thema Jongeren: 2.1

Slide 1 - Slide

Huiswerk was
Maken t/m "je mening geven"
Blz 14 WB
 

Slide 2 - Slide

Terugblik vorige les

Slide 3 - Slide

Leerdoelen:
  • Je kunt maatschappelijke problemen herkennen en benoemen
  • Je kunt een maatschappelijk probleem van dichtbij bekijken
  • Je kunt uitleggen wat een dilemma is

Slide 4 - Slide

Maatschappelijk probleem
4 kenmerken:
  • Veel mensen hebben ermee te maken
  • Er zijn verschilende meningen over de oplossing
  • Veel aandacht in de media
  • De politiek bemoeit zich ermee

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

0

Slide 8 - Video

2.1 Hoe wordt je wie je bent?

Slide 9 - Slide

Jongeren


Hoe word je wie je bent?

Slide 10 - Slide

Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen op welke manier mensen worden zoals ze zijn.

Slide 11 - Slide





Aangeboren of aangeleerd?

Slide 12 - Slide

Aangeboren kenmerken
Bijvoorbeeld:

  • Talent

  • Verlegenheid

  • ADHD

Slide 13 - Slide

Aangeleerde kenmerken
Bijvoorbeeld:

  • Je eet met mes en vork.

  • Je komt op tijd in de les.

  • Je hebt respect voor anderen

Slide 14 - Slide

Eigenschappen zijn aangeboren of aangeleerd.
Je ... is vooral aangeleerd.

Welk woord of welke woorden kun je hier invullen?
A
muzieksmaak
B
technisch inzicht
C
taalgevoel
D
voetbaltalent

Slide 15 - Quiz

Voor veel Nederlanders is het moeilijk om Chinees te leren spreken, omdat:
A
taal een aangeboren eigenschap is.
B
Chinees veel moeilijker is dan bijvoorbeeld Japans of Arabisch.
C
zij niet opgevoed zijn met de Chinese taal.
D
je een taal vooral onbewust aanleert.

Slide 16 - Quiz

Welk gedrag van de mens is aangeboren?
A
Mensen durven niet naakt over straat te lopen, ook al is het heel erg warm.
B
Een baby huilt, want hij heeft een vieze luier.
C
Een meisje huilt, omdat ze niet met de jongens mee mag voetballen
D
Een jongen krijgt tranen in zijn ogen als hij hoort dat hij een onvoldoende heeft.

Slide 17 - Quiz

Omgeving en cultuur
  • Je leert van je directe omgeving: familie of school. 

  • Maar je leert ook alle regels en gebruiken van maatschappij waartoe je hoort

  • Je gaat je gedragen naar deze cultuur

Slide 18 - Slide

Cultuur

Alle normen, waarden en gewoonten 
die mensen samen in een bepaalde groep 
of samenleving met elkaar delen.

Slide 19 - Slide

Socialisatie
  • Het bewust of onbewust aanleren van normen, waarden en gewoonten die bij jouw groep of samenleving horen heet socialisatie

  • Hierin zit het woord sociaal wat te maken heeft met hoe mensen met elkaar omgaan

Slide 20 - Slide

Waar vindt socialisatie plaats?
  • In het gezin.
  • Op school.
  • Door je vrienden.
  • Op sportclubs.
  • Op je werk.
  • Door je geloof.
  • Door media.
  • Door de overheid.

Slide 21 - Slide

0

Slide 22 - Video

Socialisatie betekent dat mensen:
A
kenmerken van een groep aanleren.
B
allemaal dezelfde normen en waarden aanleren
C
verschillende culturen leren kennen.
D
alle aangeboren eigenschappen afleren.

Slide 23 - Quiz

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Socialisatie is het aanleren van kenmerken als waarden, normen en gewoonten.
2. Socialisatie gaat bewust en onbewust.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 24 - Quiz

Vanaf welke leeftijd begint socialisatie?
A
Vanaf 18 jaar, want dan ben je meerderjarig.
B
Vanaf vier jaar, want dan ga je naar school.
C
Vanaf de geboorte.
D
Vanaf het moment dat een kind kan praten en anderen verstaat.

Slide 25 - Quiz

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Door socialisatie leer je welk gedrag anderen van jou verwachten.
2. Socialisatie en cultuur staan los van elkaar.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 26 - Quiz

Veel organisaties hebben invloed op iemands waarden, normen en gedrag.

Welke is het belangrijkst voor kleine kinderen?
A
Het gezin
B
De media
C
Het geloof
D
School

Slide 27 - Quiz

0

Slide 28 - Video

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 29 - Open question

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 30 - Open question

Opdrachten
Maken 2.1 

timer
1:00

Slide 31 - Slide

Voeg jezelf toe in LessonUp
Klascode: tsphj

Slide 32 - Slide