• What is LessonUp
  • Search
  • Channels
  • AI tools

    Beta

‹Return to search

Zakelijk lezen: verwijswoorden

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

timer
15:00

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
  • Je hebt de oude stof weer opgehaald.
  • Je begrijpt wat verwijswoorden zijn en kunt de nieuwe stof toepassen bij een tekst.

Slide 3 - Slide

Wat is het verschil tussen een nieuwsgierigmakende titel en een informatieve titel?

Slide 4 - Open question

Wat is het verschil tussen een zin en een regel?

Slide 5 - Open question

Welke leesmanieren zijn er?

Slide 6 - Open question

Wat is een deelonderwerp?

Slide 7 - Open question

Lees de volgende zinnen. Wat valt je op?
Pieter loopt naar de deur. Pieter doet de deur open. Pieter neemt een pakketje aan van de postbezorger en Pieter legt het pakketje op de tafel. Het pakketje is voor de moeder van Pieter en Pieter is nieuwsgierig. Voor wie is het pakketje?

Slide 8 - Slide

Lees de volgende zinnen. Wat valt je op?
Pieter loopt naar de deur. Hij doet de deur open en neemt een pakketje aan van de postbezorger. Pieter legt het pakketje op de tafel. Het is voor zijn moeder en hij is nieuwsgierig. Voor wie is het?

Slide 9 - Slide

Verwijswoorden
Verwijswoorden verwijzen meestal 
naar een woord dat al eerder genoemd is ,of 
wijzen vooruit naar een woord dat nog genoemd gaat worden.

Slide 10 - Slide

DEZE, DIE, DAT, DAT, HIJ, ZIJ, HET, ZE, HEM, HAAR, HEN
Dit zijn verwijswoorden.

Je gebruikt deze verwijswoorden om te verwijzen naar iemand die of iets wat 
eerder genoemd is.

Slide 11 - Slide

Bijvoorbeeld:
Rens pakt zijn jas. Rens trekt zijn jas aan.

Je kunt dit korter zeggen:
Rens pakt zijn jas. Hij trekt hem aan.

Je gebruikt hij voor Rens, en hem voor zijn jas.

Slide 12 - Slide

Lees de volgende zinnen. Wat valt je op?
Pieter loopt naar de deur. Hij doet de deur open en neemt een pakketje aan van de postbezorger. Pieter legt het pakketje op de tafel. Het is voor zijn moeder en hij is nieuwsgierig. Voor wie is het?

Slide 13 - Slide

Instructie
Wat? Je gaat oefenen met verwijswoorden. Je maakt paragraaf 4.3 D.
Hoe? In je werkboek
Hoe lang? 20 minuten
Klaar? Dan kijk je de antwoorden na en ga je verder met plusopdracht 1 

Slide 14 - Slide

Ik heb de stof van de vorige leestoets weer opgehaald
Ja, ik snap het weer helemaal.
Nog niet helemaal, ik moet er wel weer opnieuw naar kijken.

Slide 15 - Poll

Ik begrijp wat verwijswoorden zijn en kan ze ook vinden als ik een tekst lees.
Ja, dat gaat al goed..
Ja, dat lukt al een beetje.
Nee, dat lukt me nog niet.

Slide 16 - Poll

More lessons like this

leesvaardigheid ophalen

June 2023 - Lesson with 23 slides
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Zakelijk lezen: verwijswoorden

June 2023 - Lesson with 10 slides
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

12 september formuleren verwijswoorden

September 2023 - Lesson with 11 slides
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

leesvaardigheid ophalen

June 2023 - Lesson with 14 slides
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

24 oktober + 27 oktober verwijswoorden

October 2023 - Lesson with 13 slides
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

2e klas - Lezen 3

November 2024 - Lesson with 21 slides
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Verwijswoorden

September 2024 - Lesson with 21 slides
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, vwoLeerjaar 2

Verwijswoorden klas 2

October 2023 - Lesson with 35 slides
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
LessonUp
TermsPrivacy StatementCookie StatementContact
English

Our Cookies

We use cookies to improve your user experience and offer you personalized content. By using Lessonup you agree to our cookie policy.

Change settings