signaalwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

welke 12 tekstverbanden
ken je?

Zweden is een heel mooi land maar heel erg duur. 'maar'=

1. tegenstellend verband
2. opsommend verband
3. oorzakelijk verband
4. redengevend verband

Wij gaan onder die boom zitten, omdat het snikheet is.
'omdat'=

1. oorzakelijk verband
2. doel-middelverband
3. redengevend verband
4. concluderend verband

Je moet signaalwoorden kunnen toepassen; daarvoor moet je ze goed kunnen onthouden. 'daarvoor'=

1. oorzakelijk verband
2. toelichtend verband
3. concluderend verband
4. doel-middelverband

Na een lange discussie besluiten we uiteindelijk wat te gaan drinken.
uiteindelijk=

1. chronologisch verband
2. oorzakelijk verband
3. voorwaardelijk verband
4. toegevend verband

Ik brak mijn enkel, doordat ik over een hekje sprong dat te hoog voor me was.
doordat=

1. toelichtend verband
2. oorzakelijk verband
3. redengevend verband
4. doel-middelverband

Terwijl ik in de ambulance lag, bleven de anderen in verwarring achter.
terwijl=

1. toelichtend verband
2. tegenstellend verband
3. chronologisch verband
4. vergelijkend verband

Neem nou mijn beste vriendin: die begon zelfs te huilen.
neem nou=

1. toelichtend verband
2. redengevend verband
3. samenvattend verband
4. concluderend verband

Ik had gelukkig mijn portemonnee en ook mijn ID-bewijs bij me.
en ook=

1. tegenstellend verband
2. chronologisch verband
3. voorwaardelijk verband
4. opsommend verband

Het schijnt dat ik later nog wel weer kan volleyballen.
'later'=

1. doel-middelverband
2. oorzakelijk verband
3. chronologisch verband
4. toegevend verband

Hoewel ik baal van mijn gebroken enkel, heb ik toch een mooie dag gehad. Hoewel=

1. tegenstellend verband
2. concluderend verband
3. oorzakelijk verband
4. redengevend verband