8.3 Stikstofkringloop + 8.4 Veranderde ecosystemen

H8 Kenmerken van ecosystemen
Deze les: 
- §8.3 Stikstofkringloop
- §8.4 Veranderde ecosystemen

Huiswerk: 
- Opdracht 45, 47 en 55 van §8.3
- Opdracht  57, 59, 60, 65, 66 en 72 van §8.4
1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

H8 Kenmerken van ecosystemen
Deze les: 
- §8.3 Stikstofkringloop
- §8.4 Veranderde ecosystemen

Huiswerk: 
- Opdracht 45, 47 en 55 van §8.3
- Opdracht  57, 59, 60, 65, 66 en 72 van §8.4

Slide 1 - Slide

Leerdoel §8.3
  • Je beschrijft de snelle en langzame koolstofkringloop
  • Je beschrijft de stikstofkringloop 

Slide 2 - Slide

Koolstofkringloop
Bij de koolstofkringloop kijk je alleen naar het atoom koolstof (de C)




Slide 3 - Slide

Welke stof hoort niet thuis in de koolstofkringloop?
A
Water (H2O)
B
Koolstofdioxide (CO2)
C
Glucose (C6H12O6)
D
Calciumcarbonaat (CaCO3)

Slide 4 - Quiz

Welke rol heeft het tropisch regenwoud in de koolstofkringloop voornamelijk?
A
uitstoot van koolstof
B
opslag van koolstof

Slide 5 - Quiz

Wat geven dieren in de koolstofkringloop door aan bacteriën en schimmels?
A
Afgevallen blaadjes
B
Verbranding
C
Dode resten en uitwerpselen
D
Fotosynthese

Slide 6 - Quiz

Leg uit waardoor de CO2 uitstoot bij verbranding van fossiele brandstoffen een oorzaak is van de stijging van het gemiddelde CO2 gehalte van de dampkring.

Slide 7 - Open question

Stikstofkringloop

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Toename stikstof in de bodem
  1. Stikstoffixatie door bacteriën op wortelknolletjes
  2. Groenbemesting 

Slide 12 - Slide

Sommige planten hebben bij hun wortels knolletjes met stikstofbindende bacterie die N2 uit de lucht omzetten in ammonium NH4+
  • definitie monocultuur kennen
  • voor- en nadelen van monoculturen kunnen noemen

Slide 13 - Slide

Groenbemesting
Bij groenbemesting wordt klaver op stikstofarme grond geteeld, waarna deze omgeploegd wordt. Vlinderbloemigen leeft in symbiose met stikstofbindende bacteriën, waardoor extra stikstof in de bodem komt. Door om te ploegen, blijft de stikstof beschikbaar voor nieuwe planten. 

Als planten geoogst worden, wordt de stikstof die als eiwitten aanwezig zijn in de plant onttrokken aan de bodem. De kringloop wordt onderbroken.

Slide 14 - Slide

Afname stikstof in de bodem
1. Vervluchtig 
2. Denitrificatie
3. Ammonificatie
4. Uitspoeling

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Eutrofiering
In de zomer sterven soms massaal veel vissen. Oorzaak?
  • Door te veel meststoffen groeien algen te snel en dekken de sloot af.
  • De andere waterplanten krijgen te weinig licht en sterven.
  • Dode planten worden afgebroken door de reducenten.
  • En die gebruiken heel veel zuurstof en dan......
  • geen zuurstof voor de vissen dus vissterfte

Slide 17 - Slide

Eutrofiëring

Slide 18 - Slide

Aan de slag
Maak nu opdracht 45, 47 en 55 van §8.3

Slide 19 - Slide

Leerdoel §8.3
  • Je beschrijft de snelle en langzame koolstofkringloop
  • Je beschrijft de stikstofkringloop 

Slide 20 - Slide

Leerdoel §8.4
  • Je beschrijft de opeenvolgende stadia van successie.
  •  Je legt de factoren die successie beïnvloeden en de rol van natuurbeheer uit. 
  • Je beschrijft de invloed van exoten op bestaande ecosystemen.

Slide 21 - Slide

Successie
  • Successie is het opeenvolgen van de soortensamenstelling van planten en dieren
  • Bij successie veranderen de omstandigheden hier door kunnen er nieuwe planten en dieren in het systeem komen
  • Zo kan in de loop van de tijd een kale duin veranderen in een bos

Slide 22 - Slide

Successie
Levensgemeenschappen volgen elkaar op. Tot een stabiel ecosysteem ontstaat: climaxecosysteem.

Pioniersecosysteem: eerste organismen die zich vestigen.
Subclimax: ecosysteem in een successiereeks instantgehouden door mensen.

Bij successie begint een nieuwe soort, groeit en vermenigvuldigt en neemt dan weer af. 
Daarna begint een nieuwe soort.

Slide 23 - Slide

Waar zijn er meer wisselingen in abiotische factoren?
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 24 - Quiz

Waar verwacht je meer biodiversiteit?
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 25 - Quiz

PIONIER ecosysteem
CLIMAX ecosysteem

Slide 26 - Drag question

Secundaire successie

Slide 27 - Slide

Wat is het verschil tussen primaire en secundaire successie?
A
Bij primaire successie zijn alleen producenten betrokken,
B
Primaire successie start op kale rots, secundaire successie start met vruchtbare grond
C
Primaire successie gaat veel sneller door gebrek aan concurrenten
D
Primaire successie verloopt ongestoord, secundaire successie niet

Slide 28 - Quiz

Er barst een ondergrondse vulkaan uit en er ontstaat een nieuw eiland. Welke successie gaat waarschijnlijk plaatsvinden?
A
Primaire successie
B
secundaire successie

Slide 29 - Quiz

Het herstel van de vegetatie na een natuurramp noemen we ...
A
primaire successie
B
secundaire successie
C
climax ecosysteem
D
pionier ecosysteem

Slide 30 - Quiz

Leerdoel §8.4
  • Je beschrijft de opeenvolgende stadia van successie.
  •  Je legt de factoren die successie beïnvloeden en de rol van natuurbeheer uit. 
  • Je beschrijft de invloed van exoten op bestaande ecosystemen.

Slide 31 - Slide

H8 Kenmerken van ecosystemen
Deze les: 
- §8.3 Stikstofkringloop
- §8.4 Veranderde ecosystemen

Huiswerk: 
- Opdracht 45, 47 en 55 van §8.3
- Opdracht  57, 59, 60, 65, 66 en 72 van §8.4

Slide 32 - Slide