Zenuwstelsel

Zenuwstelsel
1 / 37
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Zenuwstelsel

Slide 1 - Slide

Voorkennis
Zintuigen --> waarnemen van de buitenwereld.

Zonder waarneming is er geen contact en kan je niet leven.

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
* Je kunt de delen van het centraal zenuwstelsel benoemen en van elk deel        de functie beschrijven.

* Je kunt de bouw, de ligging en de werking van zenuwcellen uitleggen.
* Je kunt beschrijven uit welke delen de hersenen bestaan en wat de functie      is van elk deel.
* Je kunt uitleggen wat de invloed is van alcohol, drugs en medicijnen op de      hersenen.


Slide 3 - Slide

Welke prikkel hoort bij het zintuig?
licht
geluid
geur
druk/tast/warmte/kou/pijn
smaak
oog
oor
huid
neus
tong

Slide 4 - Drag question

Het zenuwstelsel

Slide 5 - Slide

(Centrale) zenuwstelsel
Het centrale zenuwstelsel bestaat dus uit de hersenen en het ruggenmerg.
Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel en de zenuwen.

Slide 6 - Slide

Zenuwstelsel
Je hersenen ontvangen informatie van je zintuigen en verwerken deze informatie.
De informatie komt via de zenuwen bij de hersenen.

Hersenen + ruggenmerg + zenuwen noemen we het zenuwstelsel.

Slide 7 - Slide

Het ruggenmerg

Slide 8 - Slide

Hersenen en zintuigen
Je hebt je hersenen nodig om na te denken en je zintuigen om te weten wat er om je heen gebeurd.


Slide 9 - Slide

Welke onderdelen horen bij:
Centrale zenuwstelsel
Zenuwstelsel
zenuwen
Hersenen
Hersenen
ruggenmerg
Ruggenmerg

Slide 10 - Drag question

Hoe komt de informatie van je zintuigen in je hersenen?
via de ....

Slide 11 - Open question

Prikkels en impulsen
Een prikkel is een berichtje (uit de omgeving) dat wordt opgevangen in een zintuig.

In je zintuig wordt zo'n prikkel omgezet in een elektrisch stroompje, dat noem je een impuls

Slide 12 - Slide

Impulsen
Impulsen zijn elektrische stroompjes
die van een zintuig naar de hersenen
gaan.


Slide 13 - Slide

Impulsen
Impulsen gaan ook van de hersenen
naar een spier of een klier.
Zo kan je reageren op een waarneming.


Slide 14 - Slide

Een prikkel is?
A
een elektrisch stroompje
B
een berichtje uit je omgeving

Slide 15 - Quiz

Een impuls is?
A
een elektrisch stroompje
B
een berichtje uit je omgeving

Slide 16 - Quiz

Een zintuig is een orgaan dat reageert op prikkels.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Een impuls is een invloed van uit het milieu op een organisme.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Een geluid is een voorbeeld van een prikkel
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Tastzintuigen reageren op lichte aanrakingen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Drukzintuigen liggen in de oren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

In de huid komt maar 1 type zintuig voor.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Een orgaan dat reageert op bepaalde invloeden uit de omgeving door het maken van impulsen:
A
Hersenen
B
Zenuw
C
Spier
D
Zintuig

Slide 23 - Quiz

Hiermee neem je pijn waar:
A
Tastzintuig
B
Drukzintuig
C
Pijnpunten
D
Warmte zintuig

Slide 24 - Quiz

Een invloed uit de omgeving op een organisme:
A
impuls
B
prikkel
C
zenuw
D
ruggenmerg

Slide 25 - Quiz

Een soort elektrisch signaal dat door een zenuw kan worden voortgeleid:
A
impuls
B
prikkel
C
zenuw
D
hersenen

Slide 26 - Quiz

Noem 4 voorbeelden van prikkels.

Slide 27 - Open question

Uit welke delen bestaat het centrale zenuwstelsel?

Slide 28 - Open question

Als de hersenen een impuls naar de speekselklieren sturen. Hoe reageert de speekselklier dan?

Slide 29 - Open question

zenuwcellen

Slide 30 - Slide

Zenuwcellen

Slide 31 - Slide

Typen zenuwcellen

Slide 32 - Slide

Een gevoelszenuw gaat vanaf een zintuig naar het centraal zenuwstelsel.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quiz

Welke richting gaat een bewegingszenuw heen?
A
Van het zintuig af naar het czs toe
B
Van het czs naar het zintuig
C
Van zintuig naar zintuig
D
Van een zintuig naar een schakelcel

Slide 34 - Quiz

Een bewegingszenuw zorgt voor een impuls/reactie.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quiz

Slide 36 - Video

Heb je nu nog vragen?

Slide 37 - Open question