Les 5.1: oefenen

Hoezo? Waarom daalt de bodem? 
Bodemdaling in Nederland, 2002 - 2050.
3. Inklinking
2. wipwerking met Scandinavië
1. gaswinning
1 / 48
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Hoezo? Waarom daalt de bodem? 
Bodemdaling in Nederland, 2002 - 2050.
3. Inklinking
2. wipwerking met Scandinavië
1. gaswinning

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Startklaar

Slide 2 - Slide

Startklaar (3 min)

Docent begroet leerlingen, instrueert alle leerlingen om startklaar te zijn en legt materialen klaar.

Leerlingen zorgen ervoor dat zij alle benodigde spullen op tafel hebben, jas uit, mobiel in tas. (Zorg voor een nette en georganiseerde ruimte.)
      Lesdoel
Oefenen voor de SO
1.1-1.3

Slide 3 - Slide

Het lesdoel (2 min) 

Docent benoemt het lesdoel en bespreekt kort wat de leerlingen zullen leren en waarom dit belangrijk is.

Leerlingen luisteren naar de leerdoelen en krijgen een duidelijk beeld van wat er van hen verwacht wordt tijdens de les. Uitleg van leerdoelen, korte discussie over belang van de leerdoelen

Slide 4 - Link

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Welk maatregel?
500 na Chr.
1000
1300
1700
1916
1953
1995

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

?

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

?

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

?
Verbreding uiterwaard bij Borgharen

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Ruimte voor de Rivier

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Ruimte voor de Rivier

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Video

This item has no instructions

Biesbosch, ontpoldering

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Het Volkerak-Zoommeer als bergingsgebied

- opstuwing van water in de Nieuwe Waterweg 
- vooral bij combinatie van noordwesterstorm,  springtij en piekafvoer van rivieren

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

ontwatering -> inklinking -> oxidatie

nog meer wegpompen, nog meer bodemdaling

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Verzilting 2.0
Het zoute water is door bemaling steeds ondieper komen te zitten.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Video

This item has no instructions

Waar hoort het begrip?
erosie
sedimentatie

Slide 20 - Drag question

This item has no instructions

Reken het verhang van de Amazone uit.
A
36 m3/km2
B
1,08 km/m
C
0,9 m/km
D
1.231 m2/km

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Reken het debiet uit van de Amazone.

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Hoe ontstaat het duin op de voorgrond?

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Geef
- twee grondsoorten die in het rivierengebied voorkomen;

- een beredenering in twee stappen waarom het bouwen van steeds hogere rivierdijken niet mogelijk is in Nederland. Gebruik de bron in je antwoord.

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

In het rivierengebied vinden binnendijks en buitendijks verschillende natuurlijke processen plaats.

Noteer welk natuurlijk proces in binnendijks gebied en welk natuurlijk proces in buitendijks gebied plaatsvindt.

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Het waterbergende vermogen van een uiterwaard kan afnemen.

Geef hiervoor een verklaring vanuit de natuurlijke dimensie en een verklaring vanuit de sociaal-economische dimensie.

Slide 26 - Open question

This item has no instructions


Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Vragen tijdens de video: 
1. In welke dijkring wonen wij?
2. Hoe groot is het deel van Nederland dat kan overstromen?
3. Welke maatregelen nemen we om onszelf te beschermen?
4. Hoe heet de langste dijk ter wereld?
5. Hoe noemen ze Deltawerken?
6. Hoeveel geld gaat er naar bescherming tegen de overstroming?
7. Waar zit een zwakke schakel in de dijken?

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Video

This item has no instructions

Slide 30 - Slide

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.

Slide 31 - Slide

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Vraag

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Nieuwe stof

Slide 33 - Slide

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Vraag

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Nieuwe stof

Slide 35 - Slide

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Vraag

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Controle van begrip:

Slide 37 - Open question

Antwoord 1: Breedteligging beïnvloedt de hoeveelheid zonnestraling die een gebied ontvangt. Gebieden dichter bij de evenaar (zuidelijke Verenigde Staten) ontvangen meer directe zonnestraling en zijn daarom warmer, terwijl gebieden verder van de evenaar (noordelijke Verenigde Staten) minder directe zonnestraling ontvangen en kouder zijn.
Antwoord 2: Hoogteligging beïnvloedt de temperatuur doordat de temperatuur gemiddeld met ongeveer 0,6°C daalt voor elke 100 meter stijging. In bergachtige gebieden zoals de Rocky Mountains betekent dit dat hogere delen koeler zijn dan de lagere delen.
Antwoord 3: Aanlandige wind brengt vochtige lucht van de zee naar het land, wat leidt tot meer neerslag en mildere temperaturen aan de westkust. Aflandige wind brengt droge lucht van het land naar de zee, wat resulteert in minder neerslag en grotere temperatuurschommelingen aan de oostkust.
Antwoord 4: De loefzijde van een berg is de kant waar de wind tegenaan waait en neerslag veroorzaakt doordat de lucht opstijgt en afkoelt. De lijzijde is de regenschaduwkant waar de lucht daalt en opwarmt, wat resulteert in minder neerslag en een droger klimaat.
Controle van begrip:

Slide 38 - Open question

Antwoord 1: Breedteligging beïnvloedt de hoeveelheid zonnestraling die een gebied ontvangt. Gebieden dichter bij de evenaar (zuidelijke Verenigde Staten) ontvangen meer directe zonnestraling en zijn daarom warmer, terwijl gebieden verder van de evenaar (noordelijke Verenigde Staten) minder directe zonnestraling ontvangen en kouder zijn.
Antwoord 2: Hoogteligging beïnvloedt de temperatuur doordat de temperatuur gemiddeld met ongeveer 0,6°C daalt voor elke 100 meter stijging. In bergachtige gebieden zoals de Rocky Mountains betekent dit dat hogere delen koeler zijn dan de lagere delen.
Antwoord 3: Aanlandige wind brengt vochtige lucht van de zee naar het land, wat leidt tot meer neerslag en mildere temperaturen aan de westkust. Aflandige wind brengt droge lucht van het land naar de zee, wat resulteert in minder neerslag en grotere temperatuurschommelingen aan de oostkust.
Antwoord 4: De loefzijde van een berg is de kant waar de wind tegenaan waait en neerslag veroorzaakt doordat de lucht opstijgt en afkoelt. De lijzijde is de regenschaduwkant waar de lucht daalt en opwarmt, wat resulteert in minder neerslag en een droger klimaat.
Controle van begrip:

Slide 39 - Open question

Antwoord 1: Breedteligging beïnvloedt de hoeveelheid zonnestraling die een gebied ontvangt. Gebieden dichter bij de evenaar (zuidelijke Verenigde Staten) ontvangen meer directe zonnestraling en zijn daarom warmer, terwijl gebieden verder van de evenaar (noordelijke Verenigde Staten) minder directe zonnestraling ontvangen en kouder zijn.
Antwoord 2: Hoogteligging beïnvloedt de temperatuur doordat de temperatuur gemiddeld met ongeveer 0,6°C daalt voor elke 100 meter stijging. In bergachtige gebieden zoals de Rocky Mountains betekent dit dat hogere delen koeler zijn dan de lagere delen.
Antwoord 3: Aanlandige wind brengt vochtige lucht van de zee naar het land, wat leidt tot meer neerslag en mildere temperaturen aan de westkust. Aflandige wind brengt droge lucht van het land naar de zee, wat resulteert in minder neerslag en grotere temperatuurschommelingen aan de oostkust.
Antwoord 4: De loefzijde van een berg is de kant waar de wind tegenaan waait en neerslag veroorzaakt doordat de lucht opstijgt en afkoelt. De lijzijde is de regenschaduwkant waar de lucht daalt en opwarmt, wat resulteert in minder neerslag en een droger klimaat.
Controle van begrip:

Slide 40 - Open question

Antwoord 1: Breedteligging beïnvloedt de hoeveelheid zonnestraling die een gebied ontvangt. Gebieden dichter bij de evenaar (zuidelijke Verenigde Staten) ontvangen meer directe zonnestraling en zijn daarom warmer, terwijl gebieden verder van de evenaar (noordelijke Verenigde Staten) minder directe zonnestraling ontvangen en kouder zijn.
Antwoord 2: Hoogteligging beïnvloedt de temperatuur doordat de temperatuur gemiddeld met ongeveer 0,6°C daalt voor elke 100 meter stijging. In bergachtige gebieden zoals de Rocky Mountains betekent dit dat hogere delen koeler zijn dan de lagere delen.
Antwoord 3: Aanlandige wind brengt vochtige lucht van de zee naar het land, wat leidt tot meer neerslag en mildere temperaturen aan de westkust. Aflandige wind brengt droge lucht van het land naar de zee, wat resulteert in minder neerslag en grotere temperatuurschommelingen aan de oostkust.
Antwoord 4: De loefzijde van een berg is de kant waar de wind tegenaan waait en neerslag veroorzaakt doordat de lucht opstijgt en afkoelt. De lijzijde is de regenschaduwkant waar de lucht daalt en opwarmt, wat resulteert in minder neerslag en een droger klimaat.
Zelf aan de slag

Slide 41 - Slide

hoogte
warmer
nat, droog
Zelf aan de slag

Slide 42 - Slide

vochtige, droge
milder
lagere
Zelf aan de slag

Slide 43 - Slide

meer
kouder
barrière
     Kleine afsluiting

Slide 44 - Slide

Kleine lesafsluiting (5 min) 

Docent controleert begrip door opdrachten of vragen die de begrippen en vaardigheden van het lesdoel toetsen.

Leerlingen werken zelfstandig of in een groepje aan opdrachten, kunnen vragen stellen aan de docent maar werken grotendeels zelfstandig.

Controle van begrip vragen
(Aan)tekeningen
Tekening 1.
(...)
Tekening 2.
(...)
Tekening 3.
(...)

Slide 45 - Slide

Zelfstandige verwerking (10 min)
Zelfstandig verwerken (ik → jij) 10 min. Docent laat leerlingen zelfstandig werken aan de eindopdracht of een debatstelling, beschikbaar voor hulp indien nodig.

Werken aan eindopdracht, zelfstandig of in groepen 

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Zelf aan de slag

Slide 47 - Slide

Zelfstandige verwerking (10 min)
Zelfstandig verwerken (ik → jij) 10 min. Docent laat leerlingen zelfstandig werken aan de eindopdracht of een debatstelling, beschikbaar voor hulp indien nodig.

Werken aan eindopdracht, zelfstandig of in groepen 

     Grote afsluiting

Slide 48 - Slide

Grote lesafsluiting (5 min)

De grote lesafsluiting vindt plaats aan het eind van de les, na de zelfstandige verwerking. Controleer begrip en werkhouding.

Leerlingen geven feedback over wat ze hebben geleerd en reflecteren op hun werkhouding.

Reflectiegesprek, leerlingen geven elkaar feedback