L'imparfait

L'imparfait
De verleden tijd  
Er was eens .../ Il était une fois...
1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

L'imparfait
De verleden tijd  
Er was eens .../ Il était une fois...

Slide 1 - Slide

Je gebruikt de "imparfait" om te vertellen hoe iets was of om te vertellen over gewoontes uit het verleden
Mon père jouait de la guitare quand il était jeune.

Ma mère chantait dans une chorale.

Slide 2 - Slide

Zo maak je de "imparfait" :
Stap 1 : Neem de nous-vorm van de présent.
B.v. nous jouons, nous chantons.

Stap 2 : Haal -ons uitgang eraf
jij krijgt : jou-     chant-    

Slide 3 - Slide

Zo maak je de "imparfait"
Stap 3 : Voeg de uitgangen van de "imparfait " toe.
Bij je = -ais, tu = -ais, il/elle/on = -ait
nous = -ions, vous = -iez, ils/elles = -aient

Let op de "i " bij de nous en vous-vormen

Slide 4 - Slide

Zo maak je de "imparfait"
Je jouais     Tu jouais      Il jouait /Elle jouait/ On jouait 

Nous jouions   Vous jouiez   Ils jouaient /Elles jouaient

On prononce ensemble !






Slide 5 - Slide

Zo maak je de "imparfait"
Je chantais Tu chantais Il chantait Elle chantait On chantait
Nous chantions Vous chantiez Ils chantaient Elles chantaient  

On prononce ensemble ! 

Slide 6 - Slide

Welke vorm van het tegenwoordige tijd moet ik gebruiken om l'imparfait te maken?
A
Je-form
B
Vous-form
C
Nous-form
D
Ils-form

Slide 7 - Quiz

Je gebruikt 'l'imparfait' om te praten over...
A
een actie in de toekomst
B
een actie die nu gebeurt
C
een actie in het verleden
D
gewoontes in het verleden

Slide 8 - Quiz

De uitgangen van ''l'imparfait'' zijn :
A
ai, as, a,ons, ez, ont
B
ais,ais,ait,ions,iez,aient
C
e,es,e,ons,ez,ent
D
ai, as,a.âme,âtes, èrent

Slide 9 - Quiz

Wat is de juiste vorm van de "imparfait" van Jij danste?
A
tu dansais
B
tu danssais
C
tu dansait
D
tu dansaient

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Video

dansais
chantions
jouiez
adorais
allait
aimaient
il
tu
vous
elles
je
nous

Slide 12 - Drag question

De "imparfait" van être is bijzonder...
De vorm is ONGELMATIG 
dus NIET met de nous-vorm vd présent stam

Slide 13 - Slide

De  imparfait van être
Je kunt hier NIET de  nous vorm van de Présent nemen. 
Het is de enige uitzondering : de 'imparfait-stam' is: ét-
J'étais
Tu étais
Il / Elle / On était
Nous étions
Vous étiez
Ils / Elles étaient

Slide 14 - Slide

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "être" in de imparfait?
A
J'était
B
Je suis été
C
J'étais
D
J'êtrais

Slide 15 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "être" in de imparfait?
A
ils était
B
ils étaient
C
ils étais
D
ils étions

Slide 16 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "être" in de imparfait?
A
tu êtrais
B
tu était
C
tu étiez
D
tu étais

Slide 17 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "être" in de imparfait?
A
nous étions
B
nous sommions
C
nous étrons
D
nous sommiez

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Video

traduis en français:
ik keek
A
je regarde
B
je regardait
C
je regardais
D
j'ai regardé

Slide 20 - Quiz

traduis en français:
jullie hadden
A
vous avez
B
vous avoirez
C
vous avriez
D
vous aviez

Slide 21 - Quiz

traduis en français:
zij waren
A
elles étaient
B
elles sommaient
C
ils sont
D
ils êtraient

Slide 22 - Quiz

que sais-tu maintenant sur l'imparfait?

Slide 23 - Mind map