GUSTAR

Gustar = houden van/leuk vinden
letterlijk: bevallen
Me gusta el libro - het boek bevalt mij.
Ik vind het boek mooi. 
Me gustan las hamburguesas - hamburgers bevallen mij.
Ik hou van hamburgers.

Wanneer gebruik je gusta? En wanneer gustan        
1 / 16
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Gustar = houden van/leuk vinden
letterlijk: bevallen
Me gusta el libro - het boek bevalt mij.
Ik vind het boek mooi. 
Me gustan las hamburguesas - hamburgers bevallen mij.
Ik hou van hamburgers.

Wanneer gebruik je gusta? En wanneer gustan        

Slide 1 - Slide

GUSTA OF GUSTAN
  • gusta + een zelfstandig naamwoord enkelvoud
 Me gusta el fútbol.= Ik hou van voetbal.
  • gusta + een werkwoord
Me gusta bailar. = Ik hou van dansen.
  • gustan + een zelfstandig naamwoord meervoud
Me gustan los perros. = Ik hou van honden. 
                                        Denk aan het lidwoord

Slide 2 - Slide

Meewerkend voorwerp
Om aan te geven wie het leuk vindt (letterlijk, aan wie het bevalt) gebruik je het meewerkend voorwerp. 
me
te
le
nos
os
les
Waar lijkt dit rijtje veel op?
wederkerende vnw.
me, te, se, nos, os, se

Slide 3 - Slide

Nadruk geven
(a mí)                           me gusta/gustan
(a tí)                             te  gusta/gustan
(a él/ella/usted)            le gusta/gustan
(a nosotros)                  nos gusta/gustan
(a vosotros)                  os gusta/gustan
(a ellos/ellas/ustedes)  les gusta/gustan

Slide 4 - Slide

Dus.....
(A mí) me gusta bailar.                      = Ik hou van dansen.
(A él) le gusta el fútbol.                     = Hij houd van voetbal.
(A nosotros) nos gusta la música.    = Wij houden van muziek.
¿(A vosotros) os gustan los perros? = Houden jullie van                                                                          honden? 
(A ellos) les gusta bailar.                   = Zij houden van dansen. 

Slide 5 - Slide

Wat betekent GUSTAR?
timer
0:25
A
lezen
B
lekker vinden
C
houden van
D
eten

Slide 6 - Quiz

A José y Carlos (gustar) las series de Netflix.
timer
0:15
A
le gusta
B
les gustan
C
se gusta
D
os gustan

Slide 7 - Quiz

Vervoeg het werkwoord GUSTAR:
A mi hermano ___ ________ los perros
timer
0:30
A
le gusta
B
le gustan
C
se gusta
D
se gustan

Slide 8 - Quiz

Vul de juiste vorm in van 'gustar':

(A María).............los deportes.
timer
0:15
A
te gustas
B
le gusta
C
le gustan
D
te gusto

Slide 9 - Quiz

Vul de juiste vorm van GUSTAR in:
Me _________________ los profesores del instituto.
timer
0:15
A
gusta
B
gustan

Slide 10 - Quiz

Vul de juiste vorm van GUSTAR in:
¿Te ____________ comer?


timer
0:15
A
gusta
B
gustan

Slide 11 - Quiz

GUSTAR
.......(yo)......... los libros de Gabriel García Márquez.
timer
0:25
A
Mi gustan
B
Me gustan
C
Mi gusta
D
Me gusta

Slide 12 - Quiz

Vul de juiste vorm van GUSTAR in:
Me ______________ ir de camping.
timer
0:15
A
gusta
B
gustan

Slide 13 - Quiz

Vul in:
A nosotros ...........................(gustar) la fruta.
timer
0:25
A
nos gustamos
B
nos gusta
C
nos gustan
D
nos gustas

Slide 14 - Quiz


Vul de juiste vorm van GUSTAR in:
Os _________________hablar en español

timer
0:15
A
gusta
B
gustan

Slide 15 - Quiz

Wat bepaalt de uitgang van gustar?
(2 correcte antwoorden)

timer
0:15
A
me, te, le, nos, os of les staat ervóór
B
het is mannelijk of vrouwelijk
C
over welk zelfstandig naamwoord het gaat
D
of het over een werkwoord gaat

Slide 16 - Quiz