Samenvatting Zouten

Zouten Hoofdstuk 3
Met deze les gaan we de stof van het hoofdstuk over zouten herhalen. We gaan behandelen:
  1. Verhoudingsformules van zouten
  2. Oplosbaarheid van zouten (oplossen en indampen)
  3. Zouthydraten
  4. Neerslagreacties
1 / 29
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Zouten Hoofdstuk 3
Met deze les gaan we de stof van het hoofdstuk over zouten herhalen. We gaan behandelen:
  1. Verhoudingsformules van zouten
  2. Oplosbaarheid van zouten (oplossen en indampen)
  3. Zouthydraten
  4. Neerslagreacties

Slide 1 - Slide

Zouten Hoofdstuk 3, eigenschappen
Stof eigenschap: In vast vorm geleiden zouten geen elektriciteit.

Opgelost in water geleiden zouten wel elektriciteit.

Dat komt doordat zouten zijn opgebouwd uit ionen die in water vrij kunnen bewegen.
(zouten in vloeibare vorm geleiden ook stroom)

Slide 2 - Slide

Welk van de volgende stoffen geleiden stroom niet
A
Zouten in water opgelost
B
Zouten in vloeibare vorm
C
Zouten in vaste vorm

Slide 3 - Quiz

Zouten Hoofdstuk 3, verhoudingsformule
Voor het maken van verhoudingsformules moet je de ionen opzoeken in binas tabel 40a
Je maakt de verhoudingsformule door de ionen uit het zout in een verhouding te mengen waarbij + en - elkaar opheffen.
De naam van een zout begint altijd met het positieve ion gevolgd door het negatieve ion.
NaCl = natriumchloride (bestaat uit Na+ en Cl-)
MgCl2 = magnesiumchloride (bestaat uit Mg2+ en Cl-)

Slide 4 - Slide

Geef de verhoudingsformules van de volgende zouten:
1 ammoniumsulfaat 2 koper(II)sulfiet 3 ijzer(III)chloride
4 magnesiumnitraat 5 lood(IV)fosfaat 6 aluminiumoxide
7 natriumsulfide 8 bariumhydroxide
timer
10:00

Slide 5 - Open question

Zouten Hoofdstuk 3: oplossen
Als je dit fragment bekijkt zie je dat water telkens een geladen ion omringt en zo in oplossing gaat.
De positieve ionen worden omringt door negatieve gedeelte van water en andersom.

Slide 6 - Slide

Zouten Hoofdstuk 3: oplossen en indamp reacties
Notatie: 
Indampen moleculaire stoffen (er gebeurd eigenlijk niets)
C12H22O11 (s)   -->  C12H22O11 (aq)

Oplossen van een zouten (de ionen komen los)
   Al2(SO4)3 (s)  -->  2 Al3+(aq)  +  3 SO42-(aq)
Ook hier moet het aantal ionen en samengestelde ionen links en recht moet gelijk zijn !!

Slide 7 - Slide

Zouten Hoofdstuk 3: oplossen en indamp reacties
Indampen gaat net andersom, dan verlaten de watermoleculen de ionen en deze worden door de onderlinge aantrekkingskracht keurig in een rooster gestapeld
Vandaar dat zouten over het algemeen kristallen kunnen vormen.


Slide 8 - Slide

Zouten Hoofdstuk 3: oplossen en indamp reacties
Oplossen:
In tabel 45A in je BINAS staat beschreven of een zout goed oplosbaar (g), matig oplosbaar (m) of slecht oplosbaar (s) is.

Vuist regel:
Alle natriumzouten, kaliumzouten en ammoniumzouten zijn goed oplosbaar, even als nitraatzouten

Slide 9 - Slide

Wat is de oplosbaarheid van:
Natriumcarbonaat
A
goed (g)
B
matig (m)
C
slecht (s)
D
Bestaat niet of reageert (-)

Slide 10 - Quiz

Wat is de oplosbaarheid van:
Zilverchloride
A
goed (g)
B
matig (m)
C
slecht (s)
D
Bestaat niet of reageert (-)

Slide 11 - Quiz

Wat is de oplosbaarheid van:
Zilvernitraat
A
goed (g)
B
matig (m)
C
slecht (s)
D
Bestaat niet of reageert (-)

Slide 12 - Quiz

Noteer de oplosvergelijking van
Kaliumsulfide

Slide 13 - Open question

Noteer de oplosvergelijking van
natriumfosfaat

Slide 14 - Open question

Noteer de indampvergelijking van
zinkfluoride oplossing

Slide 15 - Open question

Zouten Hoofdstuk 3: zouthydraten
Zouthydraat: zout waarbij watermoleculen in het ionrooster zijn gebonden.
Kristalwater: watermoleculen opgenomen in het kristalrooster van een zout 
Omkeerbare reactie: afstaan van kristalwater is endotherm 
(je moet het dus verwarmen om het kristalwater te verwijderen)

Blauw kopersulfaat
en
Wit kopersulfaat:


Noteer

Slide 16 - Slide

Zouten Hoofdstuk 3: zouthydraten
Naamgeving:
  • formule: (naam zout) . (#watermoleculen) 
  • voorbeeld:  
  • Naam: Koper(II)sulfaatpentahydraat
  • Dit is dus het blauwe koper(II)sulfaat
  • Triviale namen in Binas 66A en 66B
CuSO4.5H2O
(H2O)

Slide 17 - Slide

Wat is de systematische naam van gips?
CaSO4.2H2O

Slide 18 - Open question

Geef de vergelijking van het verhitten van gips.
CaSO4.2H2O

Slide 19 - Open question

Wat is de systematische naam van
MgSO4.7H2O

Slide 20 - Open question

Zouten Hoofdstuk 3: mengen zoutoplossingen
Als je 2 verschillende goed oplosbare zoutoplossingen gaat mengen kunnen er 3 reacties gebeuren:

  1. Er ontstaat een troebeling. Er ontstaat een onoplosbaar zout of 2 onoplosbare zouten
  2. Er gebeurt niets: de ionen van de afzonderlijk zouten reageren niet met elkaar
  3. De oplossingen reageren met elkaar onder de vorming van andere stoffen (ander ionen)

Slide 21 - Slide

Zouten Hoofdstuk 3: mengen zoutoplossingen
  1. Er ontstaat een troebeling. Er ontstaat een onoplosbaar zout of 2 onoplosbare zouten

Er ontstaat een neerslag die je vervolgens kan noteren als een indampvergelijking
Bijvoorbeeld het mengen van natriumchloride oplossing met een zilvernitraatoplossing

Na+(aq) + Cl-(aq) + Ag+(aq) + NO3 (aq)    -->  AgCl (s)  + Na+(aq)  + NO3-(aq)

In dit geval zijn de natrium ionen en de nitraat ionen tribune ionen. Zij doen niet mee aan de reactievergelijking en moet je dus ook niet noteren.





Slide 22 - Slide

Zouten Hoofdstuk 3: mengen zoutoplossingen
Als er niets gebeurt: de ionen van de afzonderlijk zouten reageren niet met elkaar. Dan blijven alle afzonderlijke ionen in oplossing 
Daar valt geen neerslag reactie van te noteren

Omdat deze ionen die niet deelnemen aan een reactie noemt met deze tribune ionen

Slide 23 - Slide

Zouten Hoofdstuk 3: toepassingen neerslagreacties
1) ionen verwijderen uit een oplossing (afvalwater bijvoorbeeld)

2) zouten maken

3) ionen aantonen (ontbrekend etiket of vervuiling aantonen)


Slide 24 - Slide

Je hebt twee oplossingen, koper(II)bromide en natriumhydroxide. Deze doe je bij elkaar. Onstaat er een neerslag? Zo ja, noteer de neerslagreactie.

Slide 25 - Open question

Beschrijf hoe je het zout bariumcarbonaat zou kunnen maken. (welke oplossingen moet je met elkaar mengen)

Slide 26 - Open question

Beschrijf hoe je het zout zilverchloride zou kunnen maken. (welke oplossingen moet je met elkaar mengen)

Slide 27 - Open question

Ik twijfel of er in een reageerbuis natriumcarbonaat of calciumcarbonaat zit. Leg uit hoe ik dit kan aantonen.

Slide 28 - Open question

Ik twijfel of er in een reageerbuis natriumbromide of magnesiumbromide zit. Leg uit hoe ik dit kan aantonen.

Slide 29 - Open question