Unit 4 - 1K

Engels
1K - Unit 4
1 / 29
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Engels
1K - Unit 4

Slide 1 - Slide

The Present Simple
Present Simple

Slide 2 - Slide

Present simple
Je gebruikt de present simple als iets altijd,nooit of regelmatig gebeurt

Slide 3 - Slide

Bevestigend 
I write a message
You write a message
She writes a message
We write a message
You/they write a message

Slide 4 - Slide

Bevestigend
Bij he, she of it plak je een s achter het werkwoord

Caitlin thinks she is the boss. 

Slide 5 - Slide

Eindigt ww op -o?
Als een ww eindigt op een -o, plak je er bij he/she/it : es achter

I go to school
He/she it goes to school
We go to school 

Slide 6 - Slide

ontkennend - 
Je maakt de zinnen ontkennend met don´t / doesn´t
Je zet don´t of doesn´t voor het hele ww 

Dont´t is een verkorte van do not
doesn´t is een verkorte van does not

Slide 7 - Slide

Ontkennend - 
I don´t want any pizza
You don´t want any pizza
He/she/it doesn´t want any pizza
We don´t want any pizza

Slide 8 - Slide

Vragend ?
Je maakt de vragen met do of does

Do / does komt altijd vooraan in de vraagzin!

Slide 9 - Slide

Vragend
Do gebruik je bij: I, you, we , you, they

Does gebruik je bij: he/she/it


Slide 10 - Slide

Vragend ?
Do I like cricket?
Do you like cricket?
Does he/she like cricket?
Do we like cricket?
Do you like cricket?

Slide 11 - Slide

Oefening present simple
https://www.english-room.com/grammar/presentsimpletense_affirmative_1.htm


Slide 12 - Slide

Plaats van het bijwoord

Altijd voor het hoofdwerkwoord.


We always make our homework.

She often talks to her friend.

Slide 13 - Slide

Plaats van het bijwoord
ALTIJD voor het hoofdwerkwoord

BEHALVE bij am/are/is/was/were dan komt het erna! 

Slide 14 - Slide

Plaats van het bijwoord
Een bijwoord kan iets zeggen over hoe vaak iets gebeurt.
Woorden die daarvoor gebruikt worden zijn bijvoorbeeld:
Usually, often, always, never

Slide 15 - Slide

Adverbs of frequency



Wat is de plaats van het bijwoord?

Slide 16 - Slide

Oefenen: bijwoord
https://www.englisch-hilfen.de/en/exercises/adjectives_adverbs/adverbs_of_frequency.htm

Slide 17 - Slide

Zet het bijwoord van frequentie op de juiste plaats: She is walking the dog (often)

Slide 18 - Open question

Zet het bijwoord van frequentie (never) op de juiste plaats: she goes to the cinema.

Slide 19 - Open question

Zet het bijwoord van frequentie (always) op de juiste plaats: my mother wears a skirt.

Slide 20 - Open question

Practice
Zet de bijwoorden van frequentie op de juiste plek in de zin (vooraan mag niet).
1. He likes to go running along the lake. (sometimes)
2. My uncle was at home with his family. (rarely)

Slide 21 - Slide

Some / Any

Slide 22 - Slide

Some or Any?

Slide 23 - Slide

Some or any?

Slide 24 - Slide

Kunnen: can/can't 
Bevestigend +
I can help
You can help
He/she/it can help
We/you/they can help 

Slide 25 - Slide

Kunnen: can/can't
Ontkennend:
I can't help 
You can't help
He/she/it can't help
We/you/they can't help

Slide 26 - Slide

Kunnen: can/can't
Vragend?:
Can I help?
Can you help?
Can he/she/it help?
Can we/you/they help?

Slide 27 - Slide

Could/couldn't
Als je iets voorstelt:

We could have a new media competition ( zouden kunnen)
Couldn't we ask Tim to write the article? ( zouden we niet kunnen)

Slide 28 - Slide

Could/couldn't
Mogelijkheid:

I could take lots of pictures ( zou kunnen )
I couldn't tell you ( zou niet kunnen)

Slide 29 - Slide