Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Nederlands
Dinsdag 27-05
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Nederlands
Dinsdag 27-05

Slide 1 - Slide

Programma
1. Lezen 
2. Uitleg
3. Aan de slag 
4. Huiswerk 
5. Afsluiten

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Persoonsvorm 
tegenwoordige tijd

Slide 4 - Slide

Persoonsvorm
Tegenwoordige tijd

Slide 5 - Mind map

Persoonsvorm

- Maak de zin vragend en de persoonsvorm komt vooraan.

- Zet de zin in een andere tijd en de persoonsvorm verandert mee.

- Verander de zin van meervoud/enkelvoud en de pv verandert mee.

Slide 6 - Slide

Hij loopt naar school.

Vragend; Loopt hij naar school?

Andere tijd: Hij liep naar school.

enkelvoud/meervoud; Wij lopen naar school.

Slide 7 - Slide


ik vorm of ik-vorm + t



ik loop

hij/zij loopt

Slide 8 - Slide

Vinden

Ik vind   (ik-vorm)

Hij/zij vindt  (ik-vorm + t)

Slide 9 - Slide

Welke is goed?
A
Ik wordt
B
Hij word
C
ik word
D
Hij wordt

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Video

Persoonsvorm tegenwoordige tijd



Vul een ander werkwoord in om te horen of het met een d of t is.

Voorbeeld: Ik word... opgehaald.

Ik loop opgehaald / ik loopt opgehaald

Slide 12 - Slide

Hij (vinden) het hier niet leuk.

Hij loopt het hier niet leuk

Hij loop het hier niet leuk.

Slide 13 - Slide

Maak een zin met de persoonsvorm 'worden'.

Slide 14 - Open question

Aan de slag 
Maak van Cursus 7, Paragraaf 8 opdracht 1 t/m 3. blz. 232
Klaar? Ga dan verder met opdr. 5 op blz. 233
Het kan zijn dat je de opdrachten al gemaakt hebt. Ga dan verder met Trainen via NieuwNederlands (online).

Slide 15 - Slide

Laten we gezamenlijk een paar zinnen maken! 
Wie durft? 


Slide 16 - Slide

Huiswerk
Maak alle opdrachten op blz. 232 en 233
Succes!

Slide 17 - Slide