10.1 t/m 10.3 Eigenschappen / Oplosbaarheid en Opbouw van zouten( **)

Metalen
Niet-metalen
Pak je binas er ook bij!
1 / 40
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Metalen
Niet-metalen
Pak je binas er ook bij!

Slide 1 - Slide

TIP: Maak aantekeningen

Slide 2 - Slide

Wat voor
soort stof
is dit?
A
Zout
B
Metaal
C
Moleculaire stof

Slide 3 - Quiz

Opbouw van zouten
Vaste zouten hebben een kristalrooster.

Naam zout:
eerst metaal, dan niet-metaal
Natrium-Chloride (rationeel)
keukenzout (triviaal)

Slide 4 - Slide

- Het zout zelf is neutraal, er zijn net zoveel + als - ionen

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Zoutoplossingen
zouten bestaan uit positieve en negatieve Ionen (geladen deeltjes)
Vaste zouten geleiden geen stroom. Vloeibaar of gesmolten wel.
zouten (ionaire stoffen)

metaal  met  niet-metaal
(blauw)            (geel)

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

10.1 Zouten: eigenschappen van zouten 
Dus zouten hebben de volgende eigenschappen:
  • Zouten zijn opgebouwd uit positieve en negatieve ionen
  • Zouten hebben een kristalrooster
  • Zouten zijn bij kamertemperatuur vast
  • Zouten hebben hoge smeltpunten
  • Gesmolten en opgelost geleiden zouten stroom
  • vaste zouten geleiden geen stroom
  • de totale lading van een zout is nul


Slide 10 - Slide

Moleculaire stoffen
Zouten
Bestaat uit metaalion en niet-metaalion
Bestaat uit 
niet-metaalatomen.
CaBr2
CBr4
calciumbromide
  • eerst metaal ion
  • tweede niet-metaalion
(mono)koolstoftetrabromide
Zouten zijn altijd vast bij kamertemperatuur.
Moleculairestoffen kunnen bij kamertemperatuur in alle fases voorkomen.
Ca2+
2Br

Slide 11 - Slide

Geleid een moleculaire stof stroom?
A
nooit
B
alleen in opgeloste vorm
C
opgelost en gesmolten
D
altijd

Slide 12 - Quiz

Positief geladen ionen bestaan uit
A
niet-metalen (binas geel)
B
niet-metalen (binas blauw)
C
metalen (binas geel)
D
metalen (binas blauw)

Slide 13 - Quiz

negatief geladen ionen bestaan uit
A
niet-metalen (binas geel)
B
niet-metalen (binas blauw)
C
metalen (binas geel)
D
metalen (binas blauw)

Slide 14 - Quiz

Geleidt deze stof stroom?
K2O(aq)
A
ja, het is een zout
B
nee, het is een zout
C
ja, het is een moleculaire stof
D
nee, het is een moleculaire stof

Slide 15 - Quiz

Geleidt deze stof stroom?
K2O(s)
A
ja, het is een zout
B
nee, het is een zout
C
ja, het is een moleculaire stof
D
nee, het is een moleculaire stof

Slide 16 - Quiz

Geleidt deze stof stroom?
H2O2(l)
A
ja, het is een zout
B
nee, het is een zout
C
ja, het is een moleculaire stof
D
nee, het is een moleculaire stof

Slide 17 - Quiz

Deel de volgende stoffen in bij de juiste groep.
TIP: uit welke atomen is de stof opgebouwd?
METALEN
ZOUTEN
MOLECULAIRE STOFFEN
water
natriumjodide
koperoxide
calcium
koolstof
methaan
goud
kaliumfluoride
kwik

Slide 18 - Drag question

Geleidt deze stof stroom?
C6H12O6(aq)
A
ja, het is een zout
B
nee, het is een zout
C
ja, het is een moleculaire stof
D
nee, het is een moleculaire stof

Slide 19 - Quiz

Welke stoffen geleiden WEL stroom. 
Vloeibare moleculaire stof
Vloeibaar metaal
Vast zout
Vloeibaar zout
Vast metaal 
Vaste moleculaire stof

Slide 20 - Drag question


Juna zegt: Bij kamertemperatuur kan er meer keukenzout oplossen dan salpeter.
Aniek zegt: Hoe hoger de temperatuur hoe meer zout er oplost.
Wie heeft er gelijk?
A
Juna
B
Aniek
C
Juna & Aniek
D
Geen van beiden

Slide 21 - Quiz


C=Vm
90 mg kaliumchloride wordt op gelost in 0,3 dm3 water. Laat met een berekening zien wat de concentratie is.

Slide 22 - Open question

ZOUTEN
MOLECULAIRE STOFFEN
natriumjodide
CuO
NH3
methaan
KF
NH4+

Slide 23 - Drag question

Ion-soort: broomion.
Wat is de naam in de formule?
A
bromide
B
broomide
C
broom

Slide 24 - Quiz

Ion-soort: fluorion.
Wat is de naam in de formule?
A
floride
B
fluoride
C
fluor

Slide 25 - Quiz

Ion-soort: zwavelion.
Wat is de naam in de formule?
A
zwavel
B
zwavelide
C
sulfide

Slide 26 - Quiz

Ion-soort: zuurstofion.
Wat is de naam in de formule?
A
zuurstof
B
oxidgen
C
oxide

Slide 27 - Quiz

KCl = kaliumchlooride
A
goede notatie
B
foute notatie

Slide 28 - Quiz

Na O = natriumoxide
2
A
goede notatie
B
foute notatie

Slide 29 - Quiz

K O = dikaliumoxide
2
A
goede notatie
B
foute notatie

Slide 30 - Quiz

chloridecalcium (Cl Ca)
2
A
goede notatie
B
foute notatie

Slide 31 - Quiz

Wat is de juiste notatie ijzer(III)jodide?
A
FeI2
B
FeI3
C
Fe2I
D
Fe3I

Slide 32 - Quiz

+
2+
-
2-
0
3+

Slide 33 - Drag question

5

Slide 34 - Video

00:36
Bij welke groep hoort BaSO4

Slide 35 - Open question

02:21
pak je binas en zoek op welke lading het chloor ion heeft

Slide 36 - Open question

00:36
Bij welke groep hoort H2O
A
zouten
B
moleculaire stoffen
C
metalen

Slide 37 - Quiz

00:36
Bij welke groep hoort SnCl2
A
zouten
B
metalen
C
moleculaire stoffen

Slide 38 - Quiz

00:36
Bij welke groep hoort Mg
A
zouten
B
metalen
C
moleculaire

Slide 39 - Quiz

Wat moet je van paragraaf 10.3 uit je hoofd kennen? 
#100%kennis
  • bron 1: latijnse telwoorden vs. romeinse cijfers
  • bron 3: namen van ionen
  • bron 4: ladingen en namen van aantal ionen
  • bron 5: ladingen aan de hand van periodiek systeem
  • begrippen!

Slide 40 - Slide