Brugklas zd hh en h5

Grammatica - zinsdelen
Herhaling 1 t/m 4 en hoofdstuk 5
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Grammatica - zinsdelen
Herhaling 1 t/m 4 en hoofdstuk 5

Slide 1 - Slide

Wat ken ik en wat kan ik?
- je weet hoe je zinsdelen kunt vinden (strepen zetten).- 
- je kan de pv, het wwg, ow, lv en het mv uit de zin benoemen;




Slide 2 - Slide

Hfst 4: Lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp (LV) komt voor in zinnen waarin iets/iemand wat overkomt of ondergaat.

Zo vind je het lijdend voorwerp
1. Noteer onderwerp en werkwoordelijk gezegde
2. Stel de vraag: wat/ wie + gezegde+ onderwerp
  • niet elke zin heeft een lijdend voorwerp!
  • een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!

Slide 3 - Slide

Hfst 4: Lijdend voorwerp
1F maakt altijd het huiswerk  (wat maakt 1H?)

De meiden gooiden propjes (wat gooiden de meiden?)

Slide 4 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Liet Mats de bus voor zijn neus wegrijden?
A
Mats
B
de bus
C
voor zijn neus
D
wegrijden

Slide 5 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Straks gaat de buurman zijn zoon naar school brengen.
A
Straks
B
de buurman
C
zijn zoon
D
naar school

Slide 6 - Quiz


H5: Meewerkend voorwerp (MV)

- Het meewerkend voorwerp zoek je NA het lijdend voorwerp
- Het meewerkend voorwerp is/zijn meestal een persoon/personen. Het kan ook een instantie, een ding of iets abstracts zijn.
- Het meewerkend voorwerp ontvangt iets, verneemt iets of er wordt iets van afgenomen.

- Controle: 'aan' of 'voor' moet je kunnen toevoegen of kunnen weglaten.

Slide 7 - Slide

Let op:

Het zinsdeel begint dus niet altijd met aan of voor, maar dan moet je het er wel voor kunnen denken. Soms moet je de zin dan een beetje veranderen.
VB
Heb jij hem het cadeau gegeven?
Heb jij het cadeau aan hem gegeven?
Heb jij aan hem het cadeau gegeven? 

Slide 8 - Slide

Mijn moeder

geeft

mij
een glas ranja
onderwerp
gezegde
meewerkend voorwerp
lijdend
voorwerp

Slide 9 - Drag question

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is 'aan de leraar'?
A
persoonsvorm
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 10 - Quiz

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?
'mijn scooter' =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 11 - Quiz

En nu?
Werken in tweetallen
(thuis--> breakoutroom)

Slide 12 - Slide

Maak samen zinnen met de zinsdelen in exact deze volgorde:

samen: ow-pv/wg - lv

a) ow - pv/wg - lv - mv

b) ow - pv/wg - mv - lv - wg

c) pv/wg - ow - mv - lv - wg?

d) mv - pv/wg - ow - lv

Slide 13 - Slide

7 minuten--> daarna bespreken

eerder klaar? --> dan werken aan opdrachten boek

Slide 14 - Slide