4. Stunde: Possessivpronomen

1 / 22
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lernziele:
  • Ich verstehe die Besprechung der Hausaufgabe.
  • Ich lerne die Possessivpronomen.

Slide 2 - Slide

Besprechung der Hausaufgabe

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Sportarten:

- Fußball
- Hockey
- Turnen
- Leichathletik
- Volleyball
- Handball
- reiten, segeln, Parcours, ...
Sportstätten:

- Sporthalle
- Fußballplatz
- Basketballfeld
- Schwimmbad, Reithalle, Skihang, ...

Slide 5 - Slide

Die Hausaufgabe war für mich...
A
...easy.
B
ganz okay.
C
ein bisschen schwierig.
D
Sehr schwierig. Ich brauche Hilfe!

Slide 6 - Quiz

Possessivpronomen
De "Possessivpronomen" (bezittelijk voornaamwoorden) geven een bezit aan. Het zijn: mijn, jouw, zijn , haar , ons, jullie, hun en Uw.  In het Duits: mein ,dein , sein, ihr, unser, euer, ihr en Ihr.
Je zegt in het Nederlands ook niet "ik boek" nee dat wordt "mijn boek".

De bezittelijk voornaamwoorden worden net zo vervoegd als "ein" (een) en "kein" (geen). 
Dus : mannelijk  (der) en onzijdig (das): niets er achter en 
vrouwelijk (die) en meervoud (die): een "e" .

Eerst wordt even herhaald wanneer je der, die en das gebruikt, want dat heb je er voor nodig :)

Slide 7 - Slide

Wiederholung (herhaling)
Wir wiederholen der, die und das

Mache die Aufgaben auf den folgenden zwei Folien: 
Schleppe (sleep) die Wörter auf den richtigen Platz (plek). 

Slide 8 - Slide

der
die
das
mannelijke personen / dieren
zaaknamen die eindigen op -e
namen van dagen, maanden, jaargetijden en windrichtingen
vrouwelijke personen en dieren
woorden op -heit, -keit, -schaft, -ung, -ik, -ion, -tät 
woorden die in het Nederlands "het-woorden" zijn
woorden die eindigen op -chen en -lein

Slide 9 - Drag question

der
die
das
Landschaft
Sonntag
Januar
Winter
Übung
Musik
Osten
Mädchen
Brot
Katze
Büchlein
Tiger

Slide 10 - Drag question

Nieuwe grammatica: het bezittelijk voornaamwoord
We gaan nu de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits leren. 
De uitleg is in het Nederlands. 
Op de volgende slide herhaal je kort de regels voor het onbepaalde lidwoord ein en het woord kein. De regels zijn belangrijk, om het bezittelijk voornaamwoord te kunnen begrijpen. 

Slide 11 - Slide

der = mannelijk, die = vrouwelijk, das = onzijdig. Maar wanneer gebruik je "(k)ein" en
wanneer "(k)eine"?

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Het bezittelijke voornaamwoord
Bekijk nu de uitleg over het bezittelijke voornaamwoord in de video op de volgende slide. 

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Zum Schluss (tot slot)
Leer de bezittelijke voornaamwoorden. Je moet weten:
1. wat de VERTALINGEN van de bezittelijke voornaamwoorden zijn.
2. wanneer het bezittelijke voornaamwoord de UITGANG -e krijgt en wanneer niet. 






Slide 16 - Slide

Das ist (mijn) ___ Hund (m).
A
meine
B
mein
C
dein
D
deine

Slide 17 - Quiz

Das ist (zijn) ___ Tasche (v).
A
meine
B
mein
C
sein
D
seine

Slide 18 - Quiz

Das sind (jullie) ___ Eltern (mv).
A
eure
B
euer
C
sein
D
seine

Slide 19 - Quiz

Hast du der Stunde gut folgen können und die Lernziele erreicht?
A
Ja!
B
Größtenteils.
C
Nicht komplett.
D
Nein. Ich brauche Hilfe!

Slide 20 - Quiz

Hausaufgabe
Buch Seite 118, blaue Box lernen und Seite 119, Aufgabe 9

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide