Beginners 3 les 8





Beginners 3 les 8
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NISK

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson





Beginners 3 les 8

Slide 1 - Slide

Vandaag
1. Alles herhalen
2. Extra huiswerk bespreken (scheidbare werkwoorden)
3. 13.5 Zullen - belofte (opdracht 8,9)
4. Schrijven: bedankje (opdracht 11)
5. Hoofdstuk 14 (opdracht 2AB)






Slide 2 - Slide

Wat heb jij de afgelopen weken gedaan?
Stel vragen aan elkaar! 

Gebruik: wie/wat/waar/wanneer/hoe/waarom

Slide 3 - Slide

Alles herhalen
Wat is het verschil tussen betekenen en bedoelen? 

Slide 4 - Slide

Alles herhalen
Gebruik perfectum en imperfectum (regelmatige werkwoorden)
1. Hans en Paul ... (stoppen) na twee maanden al met hun studie.
2. Ik ... (vieren) mijn verjaardag altijd met mijn familie.
3. Alberto ... (bedanken) ons voor de leuke dag.
4. ... (wonen) jullie vroeger ook in een stad?
5. Eerst ... (vertellen) hij over zijn reis naar Japan.
6.  In Parijs ... (werken) hij in een groot café.
7. Het ... (regenen) de hele week!

Slide 5 - Slide

Alles herhalen
Gebruik perfectum en imperfectum (onregelmatige werkwoorden)
1. Tom ... (vragen) iets aan zijn buurvrouw.
2. Ik ... (slapen) al heel lang zo slecht.
3. Hij ... (zeggen) niets over onze afspraak.
4. John en Marga ... (kijken) naar de wedstrijd.
5. Julia ... (drinken) thee met suiker.
6. We ... (komen) te laat in de les.

Slide 6 - Slide

Alles herhalen
Reflexief pronomen
1. Zich herinneren - Ik kan het niet meer
2. Zich voorbereiden - We gaan goed
3. Zich vergissen - Nee echt niet, je
4. Zich vervelen - Ja, 
5. Zich thuisvoelen - Ze hier al een beetje

Slide 7 - Slide

12.4 scheidbare werkwoorden
Eerst theorie met andere lessonup les
Dan oefenen

Extra opdrachten in mapje bekijken

Slide 8 - Slide

Zinnen
1. Oversteken (presens) - Kirsten de straat.
2. Meenemen (presens) - Ik een plattegrond. 
3. Samenwonen (presens) - Patricia. 
4. Afspreken (presens) - Hoe laat we?
5. Afgaan (presens) - U hier de trap.

Slide 9 - Slide

Zinnen
6. Tegenkomen (imperfectum) - Gisteren ik Peter in de supermarkt.
7. Verdergaan (imperfectum) - We met opdracht 14.
8. Meenemen (perfectum) - Wie een cadeau voor Marit?
9. Aankomen (perfectum) - Kirsten om 11.00 uur in Amsterdam.
10. Instappen (perfectum) - Waar je?
11. Afrekenen (perfectum) - Ik de koffie al.
12. Samenwonen (perfectum) - We in de VS ook.

Slide 10 - Slide

Extra huiswerk bespreken
Extra huiswerk bespreken

Slide 11 - Slide

Daarna
13.5 Zullen - belofte (opdracht 8,9)
Schrijven: bedankje (opdracht 11)
Hoofdstuk 14 (opdracht 2AB)

Slide 12 - Slide