,

WRE 2TN - Cursus Grammatica Zinsdelen - Samengestelde zinnen

WELKOM BIJ NEDERLANDS!
  • Materiaal klaarleggen (boek + schrift)
  • iPad kan in de tas blijven
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 44 min

Items in this lesson

WELKOM BIJ NEDERLANDS!
  • Materiaal klaarleggen (boek + schrift)
  • iPad kan in de tas blijven

Slide 1 - Slide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 5 - Grammatica
1. Lesdoelen
2. Opdracht bespreken + Herhalingsopdracht
3. Uitleg: samengestelde zinnen
4. Samen oefenen
5. Zelfstandig aan het werk
6. Afsluiten

Slide 2 - Slide

  • Je kunt de persoonsvorm, het onderwerp en werkwoordelijk gezegde in een zin benoemen;
  • JeJe leert samengestelde zinnen herkennen.
Lesdoelen

Slide 3 - Slide

Herhalingsopdracht bespreken

Slide 4 - Slide

Opdracht = Benoem de persoonsvormen en onderwerpen en het werkwoordelijk gezegde van onderstaande zinnen.
1. Het concert was al heel vroeg afgelopen.
PV =                     OW =                     WG =
2. Dionne zou later wel kledingontwerpster willen worden.
PV =                     OW =                     WG =
3. Ik ga mijn oma lekker ouderwets een vakantiekaartje sturen.
PV =                     OW =                     WG =
4. De tuinman heeft een uitgebreid ontwerp getekend voor onze tuin.
PV =                     OW =                     WG =
Herhalingsopdracht
timer
3:00

Slide 5 - Slide

Samengestelde zinnen
In teksten kunnen losse en samengestelde zinnen staan. Samengestelde zinnen bestaan uit twee losse zinnen die aan elkaar geplakt zijn. Een samengestelde zin heeft minimaal twee persoonsvormen:


De scooter van Klaas werd (pv) gestolen, toen hij een broodje kocht (pv).

Slide 6 - Slide

Samengestelde zinnen

In een samengestelde zin staat ook een voegwoord: een woord waarmee je de zinnen aan elkaar plakt. 
Voegwoorden zijn bijvoorbeeld: en, terwijl, omdat, zodat, nadat, als, toen, want, maar, of, dus.

Vaak staat het voegwoord tussen de twee zinnen, maar het kan ook vooraan staan.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

enkelvoudige zin
één persoonsvorm


samengestelde zin
twee of meer persoonsvormen
Robin sport drie keer in de week.
Omdat ik honger heb, bestel ik een grote pizza. 
Tip: verander de zin van tijd. De werkwoorden die veranderen zijn persoonsvormen.

Slide 9 - Slide

Benoem van onderstaande zinnen de persoonsvormen en het voegwoord.
1. Ik ga vaak naar het strand, want ik woon daar vlakbij.
2. Ga jij op de fiets naar Stephanie of neem je de bus?
3. Toen de voorstelling was begonnen, mochten we de zaal niet meer in.
4. Als we naar het metrostation rennen, halen we de metro nog net.
Even oefenen

Slide 10 - Slide

Wat?
Basis: Cursus 5 Grammatica, Paragraaf 6: samengestelde zinnen (blz. 208-209)
Kader: Cursus 5 Grammatica, Paragraaf 4: samengestelde zinnen (blz. 208-209)
opdracht 1 t/m 4
Hoe?
Je maakt de opdrachten zelfstandig. 
Hulp
4B's (brein, boek, buur, bureau)
Tijd
10 minuten. 
Klaar?
Oefen verder in de online methode (cursus 5)
Oefenen (huiswerkopdrachten)
timer
10:00

Slide 11 - Slide

  • Je kunt de persoonsvorm, het onderwerp en werkwoordelijk gezegde in een zin benoemen;
  • JeJe leert samengestelde zinnen herkennen.
Lesdoelen

Slide 12 - Slide