11.5 de Nieren-II

11.5 De nieren
1 / 30
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

11.5 De nieren

Slide 1 - Slide

leerdoelen
Ik kan 
  • de bouw en functie van alle onderdelen van de nieren toelichten.
  • met behulp van processen als actief en passief transport, diffusie en osmose uitleggen hoe de nieren urine produceren.
  • uitleggen hoe de hormonale aansturing van de nieren werkt.

Slide 2 - Slide

Hieronder zie je een doorsnede van een nier. 
Zet de namen van de onderdelen op de juiste plaats.
nierbekken
nierschors
niermerg
urineleider
nierslagader
nierader

Slide 3 - Drag question

glomerulus
Lis v Henle
Verzamelbuis
slagader
ader

Slide 4 - Drag question

Voorurine bevat
A
ook rode bloedcellen
B
ook rode bloedcellen en eiwitten
C
geen rode bloedcellen, wel eiwitten en aminozuren
D
geen rode bloedcellen en eiwitten. Wel aminozuren

Slide 5 - Quiz

Waardoor is de bloeddruk in de glomerules veel hoger dan in het aanvoerende bloedvat?

Slide 6 - Open question

Vorming urine (2)

Eerste gekronkelde nierbuisje
  • Terugresorptie van nuttige stoffen van voorurine via weefselvloeistof naar het bloed. 
  • 100%  terugresorptie van glucose door actief transport
  • Actief transport: aminozuren , vitamines, hormonen, ureum, K+, Na+ en CL- ionen



Slide 7 - Slide

Vorming urine (2)

Eerste gekronkelde nierbuisje
  • Hoge osmotische waarde + COW in bloed --> passief transport van water door osmose
  • Nierbuisje -> weefselvloeistof -> haarvat



Slide 8 - Slide

Vorming urine (2)

Eerste gekronkelde nierbuisje
  • Wandcellen nemen NH3 (passief), samen met een H+ (actief) uit bloed op --> NH4, kan niet worden geresorbeerd
  • Effect: voorkomen te lage pH in voorurine


Slide 9 - Slide

Vorming urine (3)

Dalende been lis van Henle
  • Veel waterkanalen, geen ionkanalen --> afgifte van water, niet van ionen
  • Door osmose verlaat water voorurine
  • Osmotische waarde voorurine stijgt (max in bocht)


Slide 10 - Slide

Vorming urine (4)

Stijgende been lis van Henle
  • Geen afgifte water 
  • NaCl afgifte  -> osmotische waarde voorurine daalt
  • Onderin: passief
  • Bovenin: actief (symport. actief Na+ -> Cl- volt
  • Actief transport ureum naar weefselvloeistof


Slide 11 - Slide

Vorming urine (3,4)

Lis van Henle
  •  NaCl afgifte + actief uitscheiden ureum -> osmotische waarde niermerg stijg -> toenemende concentratie gradient van schors naar merg
  • Drijvende kracht achter passief uitscheiden water dalende been lis van Henle


Slide 12 - Slide

Vorming urine (3,4)

Lis van Henle
  •  NaCl afgifte + actief uitscheiden ureum -> osmotische waarde niermerg stijg -> toenemende concentratie gradient van schors naar merg
  • Drijvende kracht achter passief uitscheiden water dalende been lis van Henle


Slide 13 - Slide

In de nefronen van je nieren vindt filtratie, osmose en resorptie plaats.
Op welke plaats in een nefron is de filtratie?
A
kluwen van haarvaten
B
nierbekken
C
nierkanaaltje
D
verzamelbuisje

Slide 14 - Quiz

Vorming urine (5)

Tweede gekronkelde nierbuisje
  • Aldosteron: beïnvloedt zoutconcentraties bloed                K+: bloed -> voorurine (actief in tweede gekronkelde nierbuisje)      Na+ en Cl- van voorurine naar bloed (actief in verzamelbuisje  -> osmose van water

Slide 15 - Slide

Vorming urine (5)

Tweede gekronkelde nierbuisje
  • pH: H+ van bloed naar voorurine en HCO3- van voorurine naar bloed (actief transport)
  • Te lage pH bloed -> uitscheiden H+
  • Te hoge pH bloed -> opnemen H+

Slide 16 - Slide

Vorming urine (6)

Verzamelbuisje
  • ADH (antidiuretisch hormoon/anti-plashormoon): beïnvloedt hoeveel water je met je urine uit plast.
  • Laag bloedvolume/bloeddruk --> ADH afgifte                                                

Slide 17 - Slide

Vorming urine (6)

Verzamelbuisje & ADH-afgifte
  • Extra aquaporines verzamelbuisje -> meer terugresorptie water
  • Extra transportkanalen ureum -> hogere osmotische waarde niermerg -> meer osmose -> meer terugresorptie water.  Ureum opname in eerste gekronkelde nierbuisje                                     

Slide 18 - Slide

De verzamelbuis
Deze loopt ook door het niermerg heen, en heeft dus de neiging om water uit de voorurine af te staan via osmose. Dit kan alleen als de waterkanaaltjes open staan (onder invloed van ADH). 
Ook wordt bij veel ADH extra ureum aan het niermerg afgegeven, wat de osmotische waarde van het niermerg nog meer verhoogt. En dus de teruggave van water aan het weefselvloeistof (en daarna aan het bloed).

Slide 19 - Slide

Vorming urine (7)

Urine
  • Definitieve urine bevat water, ureum, ammonium, andere ionen en diverse stoffen
  • 0,5% van voorurine

Slide 20 - Slide

Indien onder bepaalde omstandigheden de osmotische waarde van het bloedplasma bij een mens daalt:
A
Blijft de hypofyse evenveel ADH afscheiden
B
Scheidt de hypofyse meer ADH af
C
Scheidt de hypofyse minder ADH af
D
Wordt er minder urine uitgescheiden

Slide 21 - Quiz

Bekijk binas 85B.
Wat is het verschil tussen bloedplasma en voorurine?

Slide 22 - Open question

Bekijk binas 85B.
Wat is het verschil voorurine en urine? Dus welke stoffen worden allemaal teruggeresorbeerd?

Slide 23 - Open question

 in het laatste gedeelte nauwelijks nog overdracht
tegenstroomprincipe: continu overdracht, hogere opbrengst

Slide 24 - Slide

Tegenstroom
principe

Slide 25 - Slide

Tegenstroomprincipe
Bloed met lage osmotische waarde stroomt langs weefselvocht met hogere osmotische waarde (omlaag, bij stijgende deel van de lus). Resultaat is: waterafgifte en opname NaCl.
En bloed met een hoge osmotische waarde stroomt langs weefselvocht met een lagere osmotische waarde (omhoog, bij dalende deel van de lus. 
Resultaat is: wateropname en zoutafgifte maximaal.

Slide 26 - Slide

Dus... wat stroomt er dus langs elkaar heen bij de lus van Henle in het niermerg?

Slide 27 - Open question

Hormonen & 
nieren
zie B 85D

Slide 28 - Slide

Hormonen & 
nieren
zie B 85D

Slide 29 - Slide

Angiotensine II stimuleert de Na+ opname in de nieren. Wanneer is het nuttig voor het lichaam om angiotensine II te produceren?


Antwoord
Te weinig zout in het bloed; dat geeft een te lage osmotische waarde

Slide 30 - Slide