This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Herhaling hoofdstuk 5,6,7
Slide 1 - Slide
Programma
Oefening
Toets hoofdstuk 5,6,7
Alles afmaken theorie + opdrachten.
Bezig met de eindopdracht
Slide 2 - Slide
Is de volgende zin subjectief of objectief: Meneer Bakker heeft vandaag niet gegeten.
A
Objectief
B
Subjectief
Slide 3 - Quiz
Tijdens het maken van een plan van aanpak komt aan bod dat je een activiteit voor jongeren gaat organiseren. Op welke W-vraag is dat het antwoord?
A
Waar
B
Wanneer
C
Wat
D
Wie
Slide 4 - Quiz
Is de volgende zin subjectief of objectief: Je ziet er vandaag mooi uit.
A
Objectief
B
Subjectief
Slide 5 - Quiz
Geef aan of onderstaande voorbeelden horen bij een formeel of informeel gesprek: je hebt een gesprek met je vriendin?
A
Formeel
B
Informeel
Slide 6 - Quiz
Geef aan of onderstaande voorbeelden horen bij een formeel of informeel gesprek: je bent met je vader in gesprek.
A
Formeel
B
Informeel
Slide 7 - Quiz
Wat is een begroting?
Slide 8 - Open question
Begroting
Is een overzicht waarin de verwachte ontvangsten en uitgaven staan.
Slide 9 - Slide
Wat is een budget?
Slide 10 - Open question
Budget
Een bedrag die beschikbaar is om de activiteit te organiseren
Slide 11 - Slide
Als je een activiteit organiseert moet je goed weten voor welke doelgroep je iets organiseert. Wat moet je weten over je doelgroep?
Slide 12 - Open question
Verschillende manieren van observeren
Beschrijvend observeren --> alles opschrijven wat je ziet. Deze methode pas je toe als je niet precies weet wat je wilt observeren.
Observatieschema --> schema met gedrag (eten, drinken, bewegen, praten etc.).
Slide 13 - Slide
Wat is belangrijk als je gaat brainstormen?
A
Dat je gelijk keuzes maakt of iets wel of niet kan.
B
Dat je alles opschrijft.
C
Dat alle ideeën goed zijn.
D
Dat je maar maximaal 10 ideeën per persoon bedenkt.
Slide 14 - Quiz
Na de uitleg van de activiteit ga je de activiteit begeleiden. Noem één vraag waar je steeds over nadenkt tijdens het begeleiden van de activiteit.
Slide 15 - Open question
Je kunt verschillende dingen doen als de activiteit niet goed gaat. Eén van de dingen die je kunt doen, is onderbreken. Welke uitleg over onderbreken is juist?
A
Je beloont de deelnemers die een prestatie hebben geleverd.
B
Je corrigeert wat iemand doet en geeft een waarschuwing.
C
Je vraagt iedereen even op te houden met de activiteit.
D
Je deelt een straf uit aan degenen die zich misdragen.
Slide 16 - Quiz
Je hebt geschreven en ongeschreven regels. Noem een voorbeeld van een ongeschreven regel.
Slide 17 - Open question
Wat is evalueren?
A
Je kijkt of de voorbereiding voldoende is geweest voor de activiteit.
B
Je kijkt naar wat de anderen fout deden en spreekt hen hierop aan.
C
Je kijkt naar wat er misging en hoe dat voorkomen had kunnen worden.
D
Je kijkt naar wat er wel en niet goed ging, om daarvan te leren.
Slide 18 - Quiz
Is de volgende tip voor het geven van kritiek juist of onjuist: Als je boos wordt, laat dit dan vooral merken.