This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Adjectives & Adverbs
Slide 1 - Slide
Adjectives
- Bijvoegelijke naamwoorden: zeggen iets over een zelfstandig naamwoord:
the careful driver
the angry teacher
a beautiful dress
Slide 2 - Slide
Adverbs
- Bijwoorden : Zeggen iets over werkwoorden, bijvoegelijke naamwoorden, en andere bijwoorden
she drovecarefully
it rainedheavily,
incredibly quickly
surprisingly easy
Slide 3 - Slide
Adverbs
Adverbs maak je MEESTAL door -ly achter het bijvoeglijk naamwoord te zetten (quick --> quickly; careful-- > carefully)
Terrific --> ically --> The report has been terrifically written.
horrible--> bly --> The report has been horribly written.
easy --> ily --> He has easily won.
Slide 4 - Slide
Uitzonderingen
- Een aantal adverbs maak je niet met -ly: good > well the gooddog, you didwell fast > fast the fast car, he ranfast ('hardly' = hard > hard the hard test, he triedhardnauwelijks)