H 3.3 ovt, ott, vtt, vvt

• Taal
• Basisschool
• Groep 8

Grammaticale tijd

Grammaticale tijd

Onvoltooid tegenwoordige tijd-> Het is nog niet af en gebeurt nu

Onvoltooid verleden tijd tijd -> Het is nog niet af en gebeurde in het verleden

Voltooid tegenwoordige tijd -> Het is af en gebeurt nu

Voltooid verleden tijd -> Het is af en gebeurde in het verleden 

In welke tijd staat het?
Instinctief voelen ze de verandering in luchtdruk.

1. Onvoltooid tegenwoordige tijd
2. Onvoltooid verleden tijd
3. Voltooid tegenwoordige tijd
4. Voltooid verleden tijd

In welke tijd staat het?
Dat hebben ze van hun voorouders geërfd.

1. Onvoltooid tegenwoordige tijd
2. Onvoltooid verleden tijd
3. Voltooid tegenwoordige tijd
4. Voltooid verleden tijd

In welke tijd staat het?
Bij zware buien stroomden hun holen soms vol.

1. Onvoltooid tegenwoordige tijd
2. Onvoltooid verleden tijd
3. Voltooid tegenwoordige tijd
4. Voltooid verleden tijd

In welke tijd staat het?
Daarbij waren hun puppy's omgekomen

1. Onvoltooid tegenwoordige tijd
2. Onvoltooid verleden tijd
3. Voltooid tegenwoordige tijd
4. Voltooid verleden tijd

In welke tijd staat het?
Bij dreigend onweer kiezen wolven weloverwogen een veiliger plek.

1. Onvoltooid tegenwoordige tijd
2. Onvoltooid verleden tijd
3. Voltooid tegenwoordige tijd
4. Voltooid verleden tijd

Het lukt me nu om de grammaticale tijd aan te geven.

1. Altijd
2. Vaker wel dan niet
3. Vaker niet dan wel
4. Helemaal niet