Thema 10 Regeling

Thema 10 Regeling
1 / 35
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

Thema 10 Regeling

Slide 1 - Slide

Welke 2 stelsels regelen alles in jouw lichaam?

Slide 2 - Open question

Waaruit bestaat een zenuw?

Slide 3 - Open question

Het zenuwstelsel
Onderdelen zenuwstelsel
* Centrale zenuwstelsel
   Grote hersenen, kleine hersenen, hersenstam
   en het ruggenmerg
* Zenuwen
   verbinden het centrale zenuwstelsel met alle lichaamsdelen         zoals je zintuigen en je spieren

Slide 4 - Slide

Functies zenuwstelsel

Wat zijn de functie van het zenuwstelsel?
  1.  verwerking van impulsen
  2.  werking regelen van spieren en klieren

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Prikkels
Een prikkel is een invloed uit het milieu op een organisme.
- Inwendige prikkels (van binnen)
- Uitwendige prikkels (van buiten)
Je zintuigen reageren hierop door impulsen aan te maken.
Op een prikkel volgt niet altijd hetzelfde gedrag.


Slide 7 - Slide

Werking zenuwstelsel
Het zenuwstelsel verwerkt impulsen die afkomstig zijn van zintuigen. 

Het zenuwstelsel regelt de werking van spieren en klieren.

Slide 8 - Slide

Wat is een impuls?
A
Een signaaltje dat van buitenaf het lichaam komt.
B
Wanneer je een lamp aandoet is dit het klikgeluid dat je hoort.
C
Een elektrisch signaal vervoert door het lichaam.
D
Een snelle reactie op iets wat er in de omgeving gebeurt.

Slide 9 - Quiz

Wat is GEEN functie van het zenuwstelsel
A
Het verwerken van impulsen
B
Het regelen van de werking van spieren
C
Het maken van prikkels
D
Impulsen versturen

Slide 10 - Quiz

Wat is het centrale zenuwstelsel?
A
grote hersenen + kleine hersenen + hersenstam + ruggenmerg
B
grote hersenen + kleine hersenen + hersenstam
C
Grote hersenen + kleine hersenen
D
Grote hersenen

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste volgorde?
A
prikkel-zintuig-impuls-zenuw-hersenen-waarneming
B
prikkel-impuls- zintuig-zenuw-hersenen-waarneming
C
zintuig-prikkel-impuls-zenuw-hersenen-waarneming
D
prikkel-zintuig-waarneming-impuls-zenuw-hersenen

Slide 12 - Quiz

Zenuwcellen
  • Geleiden impulsen
  • Bestaan uit een cellichaam met   daarin de celkern
  • Het cellichaam heeft uitlopers. 
  • Via de uitlopers gaan impulsen   naar spier of klier 
  • Kunnen meer dan een meter lang   zijn

Slide 13 - Slide

Typen zenuwcellen

Drie typen zenuwcellen:

  1.  Gevoelszenuwcellen
  2.  Schakelcel
  3.  Bewegingszenuwcel

Gevoelszenuwcellen

Schakelcel
Bewegingszenuwcel

Slide 14 - Slide

Gevoelszenuwcel
  • Geleiden impulsen van  
       zintuigen naar het centrale         zenuwstelsel
  • Cellichamen liggen vlak bij   het centrale zenuwstelsel

Slide 15 - Slide

Bewegingszenuwcel
  • Geleiden impulsen van het  
       centrale zenuwstelsel naar         spieren of klieren
  • Cellichamen liggen IN het  
       centrale  zenuwstelsel

Slide 16 - Slide

Schakelcel
  • Schakelcellen geleiden impulsen binnen het centrale zenuwstelsel
  • Liggen dus helemaal in het centrale zenuwstelsel!
  • Verbind de andere twee als een "schakel"

Slide 17 - Slide

Welke zenuwcel heeft de langste uitlopers
A
gevoelszenuw
B
schakelzenuwcel
C
bewegingszenuwcel

Slide 18 - Quiz

Zenuwen
De uitlopers in een bundel bij elkaar: zenuwen

Om elke uitloper zit een isolerend laagje: impulsen kunnen niet "overspringen" naar andere uitloper

Een laagje bindweefsel, dat om het isolerende laagje zit, bundelt de uitlopers en   beschermd de zenuw

Slide 19 - Slide

Typen zenuwen
  • Gevoelszenuw bevat alleen uitlopers van     gevoelszenuwcellen (bijvoorbeeld de oogzenuw)
  • Bewegingszenuw bevat alleen uitlopers van 
       bewegingszenuwcellen
  • Gemengde zenuw bevat uitlopers van zowel de  
      gevoelszenuwcellen als de bewegingszenuwcellen.
      De meeste zenuwen in het lichaam zijn gemengde zenuwen.

Slide 20 - Slide

Welke zenuwcellen geleiden impulsen van het centraal zenuwstelsel naar de spieren?
A
Schakelcellen
B
Bewegings zenuwcellen
C
Gevoelszenuwen
D
Alle zenuwcellen

Slide 21 - Quiz

welke cellen zijn zenuwcellen?
A
B
C
D

Slide 22 - Quiz

Welk van deze
zenuwcellen is
een gevoelszenuwcel?
A
helemaal links
B
helemaal rechts
C
in het midden

Slide 23 - Quiz

In de tekst hiernaast is sprake van uitlopers van zenuwcellen. Hoe heten die zenuwcellen?
A
Bewegingszenuwcellen
B
Gevoelszenuwcellen
C
Schakelcellen

Slide 24 - Quiz

Wat voor type zenuwcel is zenuwcel 1?
A
Bewegingszenuwcel
B
Schakelcel
C
Gevoelszenuwcel
D
Weet ik niet

Slide 25 - Quiz


Juist of Onjuist:
A: Gevoelszenuwcellen geven impulsen door aan spieren.
B: Schakelcellen liggen vind je alleen in het centrale zenuwstelsel.

A
A = Juist
B
B = juist
C
A & B zijn juist
D
Geen van beiden

Slide 26 - Quiz


Bij Guillain-Barré worden gevoelszenuwcellen aangetast. Bekijk onderstaande afbeelding. Met welke letter wordt een gevoelszenuw aangegeven? 
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 27 - Quiz

Hormonen

Slide 28 - Slide

Hoe werken 
hormonen?

  • Wat zijn hormonen?
  • Hormonen zijn regelstoffen

  • Hormoonklieren maken deze stoffen
  • Bij signaal (van zenuwcel of ander hormoon) 
  • Geven de cellen stoffen af aan het bloed



Slide 29 - Slide

Hormonen bij de man

Slide 30 - Slide

Wat doen hormonen?
A
Organen aan maken
B
Regelen van processen
C
Organen afsterven
D
Afremmen van processen

Slide 31 - Quiz

Hormonen zijn:
A
Regelstoffen
B
Voedingsbestanddelen
C
Geslachtskenmerken
D
hormoonklieren

Slide 32 - Quiz

Hormonen kunnen:
A
Spieren laten samentrekken
B
Impulsen naar de hersenen sturen
C
Via het bloed verplaatst worden
D
Je hartslag beinvloeden

Slide 33 - Quiz

De alvleesklier maakt de hormonen insuline en glucagon aan. Wat is de functie van deze twee hormonen? Deze hormonen regelen de:
A
hoeveelheid gal.
B
bloedsuikerspiegel.
C
dikte van de klieren.
D
productie van maagsap.

Slide 34 - Quiz

maak
boek 4A of laptop Th 10 bas 2 opdr 4 de samenvatting

op laptop th 10 afsluiting - diagnostische toets

Slide 35 - Slide