w25 EN 1M(K) UNIT 6.1

GOALS THIS WEEK
Aan het einde van deze week...
...Heb je kennis gemaakt met de woordjes van lesson 1
...kun je de past simple van 'to be' gebruiken. 
...kun je de past simple met zwakke werkwoorden gebruiken
...heb je d.m.v. een schrijfopdracht laten zien of je de present continuous beheerst. 
...heb je je leesvaardigheid verbeterd d.m.v. readtheory
1 / 43
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare school

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

GOALS THIS WEEK
Aan het einde van deze week...
...Heb je kennis gemaakt met de woordjes van lesson 1
...kun je de past simple van 'to be' gebruiken. 
...kun je de past simple met zwakke werkwoorden gebruiken
...heb je d.m.v. een schrijfopdracht laten zien of je de present continuous beheerst. 
...heb je je leesvaardigheid verbeterd d.m.v. readtheory

Slide 1 - Slide

GOALS TODAY
Deze les beginnen we met unit 6.1
  • Je gaat de woordjes gebruiken
  • Je maakt kennis met de past simple
  • Je maakt kennis met de past simple van één specifiek werkwoord: to be

Slide 2 - Slide

Verschil regelmatig & onregelmatig werkwoord
in het Nederlands...
regelmatig: ik fiets - ik fietste - ik heb gefietst

onregelmatig : ik koop - ik kocht - ik heb gekocht

Slide 3 - Slide

Past Simple
Regelmatige werkwoorden in de verleden tijd zetten?
voeg -ED toe aan het werkwoord: 
help - helped, walk  - walked , watch - watched

Een belangrijk onregelmatig werkwoord in de verleden tijd is:
"to be" in de verleden tijd was / were.

Slide 4 - Slide

Regelmatig werkwoord:

I WALKED
YOU WALKED
HE WALKED
SHE WALKED
IT WALKED
WE WALKED
THEY WALKED
Onregelmatige werkwoord: to BE:
I WAS
YOU WERE
HE WAS
SHE WAS
IT WAS
WE WERE
THEY WERE

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Regelmatige werkwoorden:
(eindigend op klinker + Y)
I PLAYED
YOU PLAYED
HE PLAYED
SHE PLAYED
IT PLAYED
WE PLAYED
THEY PLAYED
Regelmatige werkwoorden:
(eindigend op medeklinker + Y)
I STUDIED
YOU STUDIED
HE STUDIED
SHE STUDIED
IT STUDIED
WE STUDIED
THEY STUDIED

Slide 7 - Slide

What is the correct form of the Past Simple?
A
Am / is / are + verb -ing
B
verb + ED
C
Have / has + voltooid deelwoord
D
verb + s bij he / she / it

Slide 8 - Quiz

Which sentence is written in the
Past Simple?
A
I walk to school every day.
B
Rabbits can't sing very well.
C
My mother washed my clothes last night.
D
They don't ever talk to each other.

Slide 9 - Quiz

Which sentence is written in the
Past Simple?
A
I love to cycle to school.
B
We often go to church.
C
They haven't seen him yet.
D
I was at home last night.

Slide 10 - Quiz

Choose the correct form
My friends and I ___ at the movies yesterday.
A
are
B
was
C
were
D
am

Slide 11 - Quiz

Choose the correct form
Rory _____ at the playground yesterday.
A
is
B
are
C
was
D
were

Slide 12 - Quiz

Choose the correct form
My friends and I _____ an amusement park a week ago.
A
visit
B
visited
C
visiting
D
visits

Slide 13 - Quiz

Choose the correct form
My sister _____ very hard for the test.
A
studyd
B
studied
C
studies
D
studys

Slide 14 - Quiz

Choose the correct form
You _____ to watch Sesame Street when you were little, right?
A
like
B
likes
C
liked
D
likeed

Slide 15 - Quiz

Even herhalen
Als je een zin maakt met een regelmatig werkwoord (zwak werkwoord in het NL) komt er ED achter, wanneer je het in de verleden tijd zet. 
Als je een zin maakt met TO BE in de verleden tijd, verandert het werkwoord in was (bij I/he/she/it) en were (bij you/we/they)

Slide 16 - Slide

eDition
Maak de volgende opdrachten van 6.1:
1 t/m 8


Daarna ben je klaar. 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Goals today
Aan het einde van deze les...
...ken je de woordjes van lesson 1
...kun je de past simple van to be gebruiken
...is je leesvaardigheid verbeterd d.m.v. Readtheory

Slide 20 - Slide

eDition
Maak de volgende opdrachten van 6.1:
  • Practise more -> vocab 1 t/m 4
  • Practise more -> Grammar 1, 2

Slide 21 - Slide

Time to read in Readtheory - 15 mins
timer
17:00

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

GOALS TODAY
Aan het einde van deze les...
...heb je kennis gemaakt met negatieve zinnen en vraagzinnen in de Past Simple
...heb je laten zien wat jouw niveau is van Present Continuous d.m.v. een schrijfopdracht.

Slide 25 - Slide

Uitleg
Op de volgende twee slides staat een link met uitleg over ontkennende en vragende zinnen in de past simple. 

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Link

Slide 28 - Link

Practise
Nu ga je het even oefenen. 

Slide 29 - Slide

........ a cake?
A
Did he bake
B
Did he baked
C
Does he baked
D
Baked he

Slide 30 - Quiz

..... to Spain last summer.
A
I not go
B
I not went
C
I didn't go
D
I didn't went

Slide 31 - Quiz

What ...... last weekend?
A
did you
B
you did
C
did you did
D
did you do

Slide 32 - Quiz

.............. them at the party.
A
We not saw
B
We didn't see
C
We didn't saw
D
We not see

Slide 33 - Quiz

How ............... him?
A
you found
B
did you found
C
did you find
D
found you

Slide 34 - Quiz

Did you help him? .....
A
Yes, I helped
B
Yes, I did

Slide 35 - Quiz

Which dress ..... ?
A
did you buy
B
did you bought
C
bought you
D
buy you

Slide 36 - Quiz

.... you home?
A
Brought they
B
Did they brought
C
Did they bring
D
They brought

Slide 37 - Quiz

..... the party. It was boring.
A
I not liked
B
I didn't liked
C
I liked not
D
I didn't like

Slide 38 - Quiz

Writing week 25
Deze week ga je een schrijfopdracht doen. 10 zinnen in totaal.

Doel: laten zien of je de Present Continuous beheerst.  

Op de volgende slide is nog een link naar uitleg, als je dat wil.

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Video

Writing week 25
Je gaat als volgt te werk:

  1. Schrijf 2 zinnen op over wat jij NU aan het doen bent. (zitten, kauwgum kauwen, huiswerk maken, ademen etc.)  
  2. Zoek 2 plaatjes op van iemand die in zijn eentje iets doet. (voetballen, koken, zwemmen etc.)  
  3. Schrijf per plaatje op wat die persoon aan het doen is. Gebruik de Present Continuous.   
  4. Schrijf ook op wat die persoon NIET aan het doen is. (als hij voetbalt, drinkt hij geen thee bijvoorbeeld).  
  5. Zoek 2 plaatjes op van een paar mensen die iets doen (trainen, eten, luisteren bijvoorbeeld) 
  6. Schrijf per plaatje op wat die personen aan het doen zijn. Gebruik de Present Continuous.  
  7. Schrijf ook op wat die personen NIET aan het doen zijn. (als ze TV kijken, bakken ze geen taart bijvoorbeeld). 

Slide 41 - Slide

TIP
Niet te lang nadenken over de plaatjes of de zinnen. 
Het gaat erom dat je de Present Continuous kunt gebruiken. 
Meer niet :)

Good luck!

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide