4MAVO H6 - Water Begrippen P8

Brak water
A
Lauw water
B
Mengsel van zoet en zout water
C
Niet gezuiverd water
D
Water met een te laag zuurstofgehalte
1 / 21
next
Slide 1: Quiz
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Brak water
A
Lauw water
B
Mengsel van zoet en zout water
C
Niet gezuiverd water
D
Water met een te laag zuurstofgehalte

Slide 1 - Quiz

Reliëf
A
Hoogteverschillen in het landschap
B
Natuurverschillen in het landschap
C
Temperatuurverschillen in het landschap
D
Isobaar verschillen in het landschap

Slide 2 - Quiz

Condensatie
A
Water verandert in waterdamp
B
Waterdamp verandert in ijs
C
Waterdamp verandert in waterdruppels
D
IJs verandert terug naar water

Slide 3 - Quiz

Stroomstelsel
A
Een rivier van berg naar zee
B
Een rivier vanaf de middenloop
C
Een rivier met al haar zijrivieren
D
Een rivier aangesloten op een meer

Slide 4 - Quiz

NAP staat voor
A
Non-Actief Personeel
B
Nederlands Algemeen Peil
C
Normaal Amsterdams Peil
D
Nationaal Arbitrage Percentage

Slide 5 - Quiz

Een polder is
A
Een gebied waar eigenlijk alleen molens staan
B
Een gebied van met sedimentatie van klei en veen
C
Het algehele stroomgebied van de rivier
D
Een gebied met een kunstmatig geregelde waterstand

Slide 6 - Quiz

Sedimentatie is
A
Het wegvoeren van sedimentmateriaal
B
Het neerleggen van sedimentmateriaal
C
Het afslijten van sedimentmateriaal
D
Het breken van sedimentmateriaal

Slide 7 - Quiz

Binnenwater
A
Al het water dat in huishoudens wordt gebruikt
B
Al het water dat binnen de dijken wordt vastgehouden
C
Al het water dat in de grond zit opgeslagen
D
al het water van meren, kanalen en rivieren dat niet in zee stroomt

Slide 8 - Quiz

Kwantitatief waterbeheer
A
Activiteiten om te zorgen voor voldoende water
B
Activiteiten om te zorgen voor schoon water
C
Activiteiten om te zorgen voor koud water
D
Activiteiten om te zorgen voor koolzuurhoudend water

Slide 9 - Quiz

Proceswater is...
A
Ja... Het is wat.
B
Ik had LO2 moeten kiezen.
C
Bijna vakantie, joe!
D
Water dat nodig is bij het maken van producten

Slide 10 - Quiz

Waterstress is
A
alle problemen die zich voordoen door tekort aan water
B
bijna net zo erg als tentamenstress
C
alle gezondheids problemen als gevolg van vervuild drinkwater
D
Problemen als gevolg van overstromingen

Slide 11 - Quiz

De watervoetafdruk meet
A
hoeveel zoet water er nog op aarde is
B
hoeveel zoet water er in de toekomst nog zal zijn
C
hoeveel water één mens gebruikt
D
hoeveel water een land binnenkomt

Slide 12 - Quiz

Zelfreinigend vermogen betekent
A
dat de mens een grote taak heeft de natuur schoon te houden
B
dat de natuur zelf een bepaalde hoeveelheid vervuiling opruimt
C
Dat er veel resten van chemicaliën in de natuur komen.
D
dat de mens de natuur te veel vervuilt

Slide 13 - Quiz

Thermische vervuiling ontstaat door
A
vervuild water van huishoudens
B
warm afvalwater van fabrieken
C
vervuiling door oliecontainers op schepen
D
vervuiling door chemische stoffen

Slide 14 - Quiz

In de benedenloop stroomt de rivier
A
Niet
B
Het langzaamst
C
Middelmatig
D
Het snelst

Slide 15 - Quiz

De meeste erosie vindt plaats in
A
de benedenloop
B
de middenloop
C
de bovenloop

Slide 16 - Quiz

Sedimentatie vindt vooral plaats in
A
de benedenloop
B
de middenloop
C
de bovenloop

Slide 17 - Quiz

Binnen de Nederlandse dijken vindt vooral het volgende plaats
A
sedimentatie
B
erosie

Slide 18 - Quiz

In Nederland staan er meestal hoeveel dijken langs een rivier?
A
een soort
B
twee soorten
C
drie soorten
D
vier soorten

Slide 19 - Quiz

Het gebied tussen de zomer en winterdijk heet
A
tussendijks gebied
B
binnendijks gebied
C
uiterwaarden
D
uiterwallen

Slide 20 - Quiz

Het verhang is
A
het regiem per kilometer
B
het verval per kilometer
C
het debiet per kilometer
D
de piekafvoer per kilometer

Slide 21 - Quiz