Werkwoord, lidwoord, zelfstandig naamwoord

Nederlands
Grammatica

Werkwoord, lidwoord en zelfstandige naamwoorden
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands
Grammatica

Werkwoord, lidwoord en zelfstandige naamwoorden

Slide 1 - Slide

Planning
- Lesdoelen bespreken
- Uitleg werkwoorden
 - Uitleg lidwoord + zelfstandig naamwoord
- Aan de slag
- Afsluiting

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
- Je leert werkwoorden herkennen.
- Je leert lidwoorden en zelfstandige naamwoorden herkennen.

Slide 3 - Slide

Werkwoord
De artiesten hebben een luid applaus gekregen.

Het werkwoord is een woordsoort. In een zin staan altijd één of meer werkwoorden.

Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet of wat iets of iemand overkomt. Sommige werkwoorden hebben een onduidelijke betekenis: hebben, kunnen, moeten, mogen, worden, zijn of zullen

Slide 4 - Slide

Werkwoord herkennen
Een werkwoord kun je vervoegen. Je maakt er dan verschillende werkwoordsvormen van. 
Bijvoorbeeld:

- hele werkwoord = krijgen: krijg, krijgt, krijgen, kreeg, kregen, gekregen
- hele werkwoord = opbellen: bel op, belt op, bellen op, belde op, belden op, opgebeld

Slide 5 - Slide

Lidwoord
De agent glimlacht.

In deze zin staan naast het werkwoord nog twee woordsoorten: een lidwoord (de) en een zelfstandig naamwoord (agent).

Er zijn drie lidwoorden (lw):
de, het, een. 

Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord:
de televisie - een televisie

Slide 6 - Slide

Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord (zn) is een woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel. 

Bijvoorbeeld: dochter, bloemist, zeehond, tulp, telefoon, dorp, liefde

Een eigennaam is ook een zelfstandig naamwoord: Tim Schuurmans, Tiel, Rijn


Slide 7 - Slide

Zelfstandig naamwoord herkennen
- Een zelfstandig naamwoord heeft meestal een enkelvoud en een meervoud (vriend - vrienden)
- Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken (vriend - vriendje)  
- Je kunt er vaak de, het of een voor zetten (de vriend, een vriend)

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

  • Je mag samenwerken met degene naast je.
  • Je mag muziek luisteren, maar je gebruik je Ipad verder niet.
  • Probeer vragen te stellen als het niet lukt.

Succes!
Werkwoord
maken = 6 t/m 9 (blz. 199)

Lidwoord en zelfstandig naamwoord
maken = 1 t/m 5 (blz. 202)

Online
1. Paragraaf 5: Mixopdrachten
2. Online trainen
3. Oefentoets

Klaar
Werkboek nakijken

Slide 10 - Slide

Afsluiting
- Je leert werkwoorden herkennen.
- Je leert lidwoorden en zelfstandige naamwoorden herkennen.

Slide 11 - Slide