Nederlands - Woordenschat - Techniek - H3

NEDERLANDS
WOORDENSCHAT TECHNIEK

3. WERKEN MET EEN COMPUTER
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BurgerschapsonderwijsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

NEDERLANDS
WOORDENSCHAT TECHNIEK

3. WERKEN MET EEN COMPUTER

Slide 1 - Slide

Welke apparaten heb jij (thuis)?
A
B
C
D

Slide 2 - Quiz

Maak opdracht 1
bladzijde 30 en 31

Slide 3 - Slide

Welk apparaat gebruik je thuis om te internetten?
A
B
C
D

Slide 4 - Quiz

WERKEN MET EEN COMPUTER
Bladzijde 31 t/m 33

Slide 5 - Slide

Welke zin klopt?
A
Een tablet heeft geen toetsenbord en muis, maar wel een touchscreen.
B
De cursor is een bestand dat je opslaat op je computer.
C
Een desktop is een computer met een vast toetsenbord en een vaste muis.
D
Een laptop heeft een vast toetsenbord en een losse muis om de cursor te bewegen.

Slide 6 - Quiz

Bekijk het filmpje.
  • Wat wil de mevrouw graag doen op de tablet?
  • Wat vindt de mevrouw leuk aan de cursus? En de jongen?

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Maak opdracht 2 t/m 10
bladzijde 33 t/m 38

Slide 9 - Slide

       Leg het woord uit.

Slide 10 - Slide

WERKEN MET EEN COMPUTER 2
Bladzijde 39 en 40

Slide 11 - Slide

Hoe zie je dat dit apparaat verbinding maakt met de wifi?

Slide 12 - Slide

Dit is een:
A
USB-stick
B
Scanner
C
Router
D
Harde schijf

Slide 13 - Quiz

Maak opdracht 11 t/m 17
bladzijde 41 t/m 45

Slide 14 - Slide

Welke informatiedrager zie je in het filmpje?

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Waarom is het maken van een back-up op een informatiedrager belangrijk?

Slide 17 - Slide

       Leg het woord uit.

Slide 18 - Slide

Maak opdracht 18
bladzijde 45

Slide 19 - Slide

In welke beroepen werk je met computers?

Lijkt het je leuk om met computers te werken voor je beroep? Waarom wel of niet?

Slide 20 - Slide