Vader maakt zich zorgen over de koop-
kracht van hun gezinsinkomen. In 2014
steeg het gezinsinkomen met 1,3%.
In de krant staat een grafiek over de ontwikkeling van de inflatie.
Welke uitspraak is juist?
A) In het jaar 2014 daalde de koopkracht van het gezinsinkomen.
B) In het jaar 2014 steeg de koopkracht van het gezinsinkomen.
C) In het jaar 2014 was er sprake van prijsdaling.