H.1-Spelling-mav.2-Hfdlttrs-Leestekens-Zwakke-sterke ww

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?

Oftewel, wat is het doel van deze les?

Na deze les weten jullie weer de hoofdregels van de spelling toe te passen.

1 / 47

Slide 1: Slide

NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Lesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?

Oftewel, wat is het doel van deze les?

Na deze les weten jullie weer de hoofdregels van de spelling toe te passen.

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?

Even een terugblik/voorkennis:

Wat weten jullie nog van het gebruik van hoofdletters?

Slide 2 - Slide

Wanneer een hoofdletter?

• Begin van een zin
• Bij (aardrijkskundige) namen
• Officiële feestdagen
• Historische gebeurtenissen
• Instellingen of bedrijven

Slide 3 - Slide

Wanneer geen hoofdletter?

• Dagen
• Maanden
• Seizoenen
• Windstreken

Slide 4 - Slide

Met of zonder hoofdletter?

Pinksteren

pinksteren

Slide 5 - Quiz

Met of zonder hoofdletters?

havo

HAVO

Slide 6 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?

aardrijkskunde

Aardrijkskunde

Slide 7 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?

de volkskrant

de Volkskrant

Slide 8 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?

maandag

Maandag

Slide 9 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?

December

december

Slide 10 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?

vmbo

VMBO

Slide 11 - Quiz

Wat zou je verbeteren aan deze zin?

mijn werkstuk gaat over koningin beatrix.

Slide 12 - Open question

Hoe moet je de volgende zin verbeteren?

In mijn werkstuk bespreek ik de volgende dingen het koningshuis het huwelijk van de koningin en haar kinderen

Slide 13 - Open question

Hoe zou je deze zin verbeteren, als je de d's en de t's controleert?

De koningin is getrouwt met prins Claus. Helaas overlijd hij in 2002.

Slide 14 - Open question

Verbeter de volgende zin:

De koningin wordt vaak een liefe vrouw genoemd. Maar ze droeg wel duure kleren en sommige mensen vonden dit niet nodig.

Slide 15 - Open question

Spelling deel 2 Hoofdstuk 1 blz. 35

Als je een persoonsvorm goed wilt schrijven, moet je weten wat de stam van
het werkwoord is.

De stam is de kortste vorm van het werkwoord, de ik-vorm in de tegenwoordige tijd.

Bijvoorbeeld: slapen → stam: slaap → ik slaap.

Slide 16 - Slide

Zo schrijf je de persoonsvorm

Tegenwoordige tijd (tt)

• ik erbij of jij / je erachter: de stam ik vind, vind jij / je

• ander enkelvoud: stam +t jij vindt, hij / zij vindt

• meervoud: het hele werkwoord wij / jullie / zij vinden

Slide 17 - Slide

ZWAKKE

werkwoorden

de klank blijft in de verleden tijd hetzelfde

Slide 18 - Slide

Verleden tijd (vt)

Zwakke werkwoorden:

• enkelvoud: stam + de / te ik / jij / hij

pakte, gooide, lustte, landde

• meervoud: stam + den / ten wij / jullie / zij

pakten, gooiden, lustten, landden

Slide 19 - Slide

Sterke werkwoorden zijn werkwoorden die:

in de verleden tijd van klinker veranderen;

Voorbeelden

loop - liep

zwem - zwom

als voltooid deelwoord “en” aan het eind hebben.

De kapper heeft mijn haar netjes gevlochten

(vlechten - vlochten).

Slide 20 - Slide

Nog een paar voorbeelden van sterke werkwoorden

kopen - ik koop - ik kocht

geven - ik geef - ik gaf

kruipen - ik kruip - ik kroop

Slide 21 - Slide

Sterke werkwoorden:

Schrijf de persoonsvorm zo eenvoudig mogelijk op:

ik / jij / hij gaf, wist, vond

wij / jullie / zij gaven, wisten, vonden

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Dit zijn de spellingsregels voor de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt):

Ik erbij of jij erachter: alleen de stam – (ik) loop, loop (ik), loop (jij) – (ik) vind, vind (ik), vind (jij)
Anders in het enkelvoud: stam + t – (jij) loopt, (hij) loopt, (zij) loopt – (jij) vindt, (hij) vindt, (zij) vindt
In het meervoud: het hele werkwoord – (wij) lopen, (jullie) lopen, (zij) lopen – (wij) vinden, (jullie) vinden, (zij) vinden

Slide 24 - Slide

Zo beslis je of het stam is of stam + t •

Bij de meeste werkwoorden kun je horen of er een t achter de stam moet:

– ik loop, jij loopt;

ik wandel, hij wandelt;

ik repeteer, zij repeteert.

Zie ook het schema werkwoordspelling op blz. 260.

Slide 25 - Slide

Bij werkwoorden op -den hoor je dat niet.

Vul dan het werkwoord smurfen of lopen in.

– Ik vin... het niet eerlijk → Ik smurf/loop het niet eerlijk.

– Els vin... hem erg leuk → Els smurft/loopt hem erg leuk.

Nu kun je wel horen of er nog een t bij moet of niet: Het is

Ik vind (want Ik smurf/loop )

maar Els vindt (want Els smurft/loopt).

Slide 26 - Slide

blz.248 leer-

boek

Slide 27 - Slide

Welke regel hoort erbij?

Ik VIND chocolade erg lekker

stam

stam + t

hele werkwoord

Slide 28 - Quiz

Welke regel hoort erbij?

Wij BEGRIJPEN de vraag niet

stam

stam + t

hele werkwoord

Slide 29 - Quiz

Welke regel hoort erbij?

Jij SNAPT het wel

stam

stam + t

hele werkwoord

Slide 30 - Quiz

Is
VERVEN
een zwak werkwoord?

nee

Slide 31 - Quiz

Is
SCHRIKKEN
een zwak werkwoord?

nee

Slide 32 - Quiz

Is
BIJTEN
een zwak werkwoord?

nee

Slide 33 - Quiz

MAKEN
VT - Ik ..... mijn huiswerk

maakde

maakden

maakte

maakten

Slide 34 - Quiz

HALEN
VT - Jij ..... op tijd de finish

haalde

haalden

haalte

haalten

Slide 35 - Quiz

GRENZEN
VT - Het huis ..... aan het bos

grenste

grensten

grensde

grensden

Slide 36 - Quiz

doden
VT - De leeuwen ..... het kleine schaap

dode

doden

doodde

doodden

Slide 37 - Quiz

liften
VT - De jongens ..... naar Frankrijk

lifte

liften

liftte

liftten

Slide 38 - Quiz

LEIDEN
VT - De gids ..... ons door de diepe grot

leide

leiden

leidde

leidden

Slide 39 - Quiz

Slide 40 - Video

bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord noemt een eigenschap of kenmerk van een zelfstandig naamwoord.

Voorbeeld: de rode bloem. Rode geeft een eigenschap van bloem.

Je kunt een bijvoeglijk naamwoord vinden door te vragen: WAT VOOR (+zelfstandig naamwoord)?

Het antwoord op die vraag is het bijvoeglijk naamwoord.

Voorbeeld: een groen jasje. WAT VOOR (jasje)? Antwoord: groen. Groen is dus een bijvoeglijk naamwoord.

Een bijvoeglijk naamwoord staat meestal direct voor het zelfstandig naamwoord. Er kunnen meer bijvoeglijke naamwoorden voor een zelfstandig naamwoord staan. In dat geval moet er een komma tussen de bijvoeglijke naamwoorden staan.

Voorbeelden: de harde, zoute pinda’s. Of: het mooie, vrolijke meisje.

Slide 41 - Slide

Even checken.

Wie vertelt mij in het kort, wat er zojuist is verteld?

Geen vingers! Ik geef de beurt aan ......................................

Slide 42 - Slide

Nu zelfstandig aan de slag

Wat nu?

Nogmaals doorlezen theorie blz. 33

Opdrachten maken 2 t/m 6 blz. 34

Bespreken opdrachten en evaluatie van de les

Slide 43 - Slide

Aan de slag

Slide 44 - Slide

quizlet.com

Slide 45 - Link

Straks snel klaar met de opdrachten?

Dan zelfstandig oefenen met:

http://www.berktekst.nl/grammatica/grammatica-woordsoorten/bijvoeglijk-naamwoord/bijvoeglijk-naamwoord-01/

https://www.taaltelefoon.be/spellingtests

Nalezen op:

https://www.beterspellen.nl/website/index.php?pag=28

          Differentiëer

            Instellingen

  Snel klaar? Dan oefenen met:

    Slide

          Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.

          Differentiëer

            Instellingen

  Snel klaar? Dan oefenen met:

    Slide

Of alles nog eens doorlezen op:

http://www.beterspellen.nl/website/index.php?pag=28

          Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.

          Differentiëer

            Instellingen

  Straks snel klaar met de opdrachten?Dan zelfstandig oefenen met:http://www.berktekst.nl/grammatica/grammatica-woordsoorten/bijvoeglijk-naamwoord/bijvoeglijk-naamwoord-01/Of alles nog eens doorlezen op: http://www.beterspellen.nl/website/index.php?pag=28

    Slide

        Selecteer om teknippen, kopiëren ofte verwijderen

          Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt.

          Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.

          Differentiëer

            Instellingen

    Slide

          Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt.

          Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.

          Differentiëer

            Instellingen

    Slide

        Selecteer om teknippen, kopiëren ofte verwijderen

          Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt.

          Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.

          Differentiëer

            Instellingen

    Slide

        Selecteer om teknippen, kopiëren ofte verwijderen

          Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt.

          Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.

          Differentiëer

            Instellingen

    Slide

Slide 46 - Slide

www.taaltelefoon.be

H.1-Spelling-mav.2-Hfdlttrs-Leestekens-Zwakke-sterke ww

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Quiz

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Quiz

Slide 36 - Quiz

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Quiz

Slide 39 - Quiz

Slide 40 - Video

bijvoeglijk naamwoord

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Link

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Link

More lessons like this

Spelling-Hoofdletters-Leestekens- Laatste letter d of t-Bijvoeglijk naamwoord

Les M2 Spelling H1,2,3

week 45 leerjaar 1 P1 les 6

Junior Einstein groep 7 les 6 (Familiegerechten)

KTL2C Woche 15 1 S d

Spelling Blok 5 + 6 OP NIVEAU 1BK

zwakke werkwoorden ott

Koeltechniek Deel 2 toets