Les Bloed

Anatomie, Fysiologie en Pathologie




Les 5
Leerjaar 1
Periode 3 


1 / 36
next
Slide 1: Slide
Anatomie Fysiologie PathologieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Anatomie, Fysiologie en Pathologie




Les 5
Leerjaar 1
Periode 3 


Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
Aan het eind van de les kan je:
  • Benoemen uit welke onderdelen het bloed bestaat.
  • Uitleggen wat de belangrijkste functies zijn van rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes.
  • Vertellen welke bloedgroepen er bestaan en op basis van welke kenmerken bloedgroepen ingedeeld kunnen worden.
  • Uitleggen wat er bedoeld wordt met een universele donor en een universele ontvanger
  • Benoemen welke invloed de resusfactor kan hebben binnen een zwangerschap



Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lesinhoud
Welkom 
Terugblik vorige lessen d.m.v. vragen in Lessonup
Theorie met opdrachten (o.a. mindmap) bloed
Werken aan mindmap
Werken aan opdrachten bloed en bloedgroepen
Afsluiting en huiswerk


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Opdracht mindmap 
Zet bloed in het midden en maak vanuit dit woord een mindmap. 
In de laatste les week 11 moet je je mindmap kunnen presenteren. 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

We gaan een mindmap maken!

Slide 5 - Slide

Met de tool MindMeister kan het digitaal
Eerste les 'Circulatiestelsel'
Circulatiestelsel: transporteren van bloed
  • Bloedcellen (afweercellen e.d.)
  • Water
  • Voedingsstoffen en afvalstoffen
  • Zuurstof/koolstofdioxide
  • Hormonen, beschermende stoffen
  • Medicijnen

Slide 6 - Slide

Tijdens de eerste les over het circulatiestelsel hebben we het gehad over de functie van het hart. Het hart is de pomp die ervoor zorgt dat het bloed door het lichaam gepompt wordt.

We gaan nu dieper in op wat er door het lichaam heen gepompt wordt, namelijk het bloed.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Bloed
  • 7% van ons lichaamsgewicht is bloed  (iemand van 70kg heeft dus ongeveer 5 liter bloed)
  • Gemaakt door stamcellen in beenmerg van grote botten

Slide 8 - Slide

Grote botten zoals het bekken en de wervels

Uit welke 4 onderdelen bestaat bloed?
A
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en zuurstof
B
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en koolstofdioxide
C
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en bloedplaatjes
D
bloedplasma, rode-, blauwe bloedcellen en bloedplaatjes

Slide 9 - Quiz

Deze en de volgende vraag gebruiken om voorkennis te activeren.
Wat zorgt er voor de rode kleur in rode bloedcellen? Dit kan zuurstof vervoeren.
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Glycogeen
D
Hemoglobine

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Samenstelling van bloed
Bloedplasma
Bloedcellen
Bloedplaatjes

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Bloedplasma
Bloedplasma: 55% van het bloedvolume
  • Heldere, lichtgele vloeistof dat stoffen vervoert
  • Water (91%): warmteregeling, oplosmiddel
  • Plasma-eiwitten (7%): uitwisseling van stoffen met cellen, zorgen voor stroperigheid van bloed, binding van zouten en afvalstoffen 
  • Zouten (0,9%): invloed op bloeddruk, werking van spieren
  • Voedingstoffen: glucose, aminozuren, vetzuren en vitaminen
  • Afvalstoffen: ureum, urinezuur, koolstofdioxide, bilirubine

Slide 13 - Slide

De plasma-eiwitten zijn erg belangrijk:

Aantal plasma-eiwitten is betrokken bij de bloedstolling (fibrinogeen)
Plasma-eiwitten kunnen een afweerfunctie hebben, omdat de in ons bloed voorkomende antistoffen tot de plasma-eiwitten behoren.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Video

This item has no instructions

Bloedcellen: Wit
Witte bloedcellen: Leukocyten
  • Gemaakt in rode beenmerg, milt en lymfeknopen
  • Niet veel, maar kunnen snel vermeerderen 

70% Granulocyten: 
  • Bevatten korrels in cytoplasma
  • 'Eten' ziekteverwekkers
      op (fagocytose)

25% Lymfocyten:
  • Specifieke afweer (B- en T-lymfocyten) en immuniteit
  • Produceren antistoffen

Slide 16 - Slide

Zoals gezegd worden antistoffen geproduceerd door de lymfocyten. In dit verband dient te worden opgemerkt dat het aidsvirus alle lymfocyten uitschakelt. Aidspatiënten kunnen dus geen antistoffen meer produceren. Zij zijn dus nog nauwelijks in staat om weerstand te bieden tegen micro-organismen.

Witte bloedcellen
(leukocyten)
Witte bloedcellen hebben een celkern. 
Ze zijn altijd verschillend van vorm, ze hebben geen vaste vorm. 

Bloedvaten vertakken zich tot hele dunnen bloedvaten, de haarvaten. Een haarvat is maar 1 cel dik. 

Door hun vorm kunnen de witte bloedcellen gemakkelijk door piepkleine openingen in de wand van de haarvaten.




Als je een wondje hebt en er komen bacteriën of andere lichaamsvreemde ziekteverwekkers in je lichaam, dan komen de witte bloedcellen in actie.
Er zijn verschillende soorten witte bloedcellen. 
Deze hebben een verschillend taak.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Antistoffen
Sommige witte bloedcellen kunnen antistoffen maken. Dat doen ze als een lichaamsvreemde stof het lichaam binnen is gekomen. Bijvoorbeeld bij een griepvirus.

Het maken van genoeg antistoffen kost tijd. 
Je voelt je dan ziek. 

Pas als er voldoende antistoffen zijn, kan het griepvirus onschadelijk worden gemaakt en voel je je beter. 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Fagocytose/insluiten

Als een bacterie of een andere ziekteverwekker je lichaam binnenkomt kan de witte bloedcel deze 'insluiten'.

Na het insluiten gaan de 'indringers' en de witte bloedcel dood. Er ontstaat dan etter of pus, dat zie je bijv. bij een wondje ontstaan.
In mm3 bloed zitten ongeveer: 7000 witte bloedcellen

Weetje
Als rode bloedcellen na 120 dagen uit elkaar vallen, worden ze ook op deze manier door de witte bloedcellen opgeruimd.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Bloedcellen: Rood
Rode bloedcellen: Erytrocyten (95% van aantal bloedcellen)
  • Zorgen voor rode kleur van bloed
  • Leven 120 dagen
  • Worden continu aangemaakt in rode beenmerg
  • Transport van zuurstof door hemoglobine
  • Hematocrietwaarde: hoeveel procent bloed bestaat uit rode bloedcellen

Afbraak in rode beenmerg en milt: ijzer en bilirubine

Slide 22 - Slide

Hemoglobine geeft ook de rode kleur aan het bloed/de bloedcel

Zuurstof kan slecht oplossen in een vloeistof, heeft iets nodig om zich aan te binden = hemoglobine.
Kleur is donker als er geen zuurstof aan gebonden is, anders lichtrood.

IJzer en bilirubine zijn de afbraakproducten van hemoglobine en worden via gal met de ontlasting uitgescheiden.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Bloedplaatjes
Bloedplaatjes: Trombocyten (stollingscellen)
  • Stukjes van cellen uit het rode beenmerg
  • Leven ongeveer een week
  • Spelen een rol bij bloedstolling

Slide 24 - Slide

Bloedplaatjes zijn zelf dus geen cellen
Bloedstolling 1/2
De bloedplaatjes kleven aan de beschadigde bloedvatwand en vormen een bloedpropje.

Uit het beschadigde weefsel en uit de bloedplaatjes komen stoffen vrij. Deze stoffen brengen m.b.v. stollingsfactoren in het bloedplasma een keten van reacties op gang. 

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Bloedstolling 2/2
Uiteindelijk leidt dit ertoe dat fibrinogeen wordt omgezet in fibrine.

Fibrine vormt een netwerk van draden dat de wond afsluiten (bloedstolsels).

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Bloedgroepen
Bloedgroep: wordt bepaald door rode bloedcellen
  • De antigenen op de bloedcel bepalen de bloedgroep

Er zijn twee indelingen:
  • AB0-systeem
  • Rhesus-bloedgroepensysteem

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

AB0-systeem
AB0-systeem: A, B en nul (niet Oooo!)

  • Bloedgroep A heeft antigeen A

  • Bloedgroep B heeft antigeen B

  • Bloedgroep AB heeft antigeen A en antigeen B

  • Bloedgroep 0 heeft géén antigenen


Slide 28 - Slide

Antigenen zijn kleine eiwitten op buitenkant rode bloedcel die een afweerreactie kunnen veroorzaken wanneer ze in aanraking komen met stoffen die  lichaamsvreemd zijn. 
Zij zetten de lymfocyten aan tot het maken van antistoffen. 
AB0-systeem (vervolg)
Behalve antigenen, zitten er in het bloed ook antilichamen: 
  • Antilichamen zorgen voor klontering (agglutinatie)  van het bloed na contact met 'de verkeerde bloedgroep'
  • Bloedgroep A heeft antilichamen voor B
  • Bloedgroep B heeft antilichamen voor A
  • Bloedgroep AB heeft géén antilichamen
  • Bloedgroep 0 heeft antilichamen voor A en B
Je kunt niet zomaar elke bloedgroep doneren aan iedereen...

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Slide 30 - Video

This item has no instructions

ABO stelsel

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Anti-lichamen

Slide 32 - Slide

Bloedgroep AB is een universele ontvanger: mensen met deze bloedgroep kunnen alle soorten bloed ontvangen, omdat zij GEEN antilichamen hebben

Bloedgroep 0 is een universele donor: mensen met deze bloedgroep kunnen aan iedereen bloed geven, omdat zij geen antigenen hebben waarop antilichamen kunnen reageren
Rhesus-bloedgroepensysteem
Rhesus-bloedgroepensysteem: gebaseerd op rhesusantigenen

  • Rhesuspositief (+): het rhesusantigeen is aanwezig
  • Rhesusnegatief (-): er is geen rhesusantigeen aanwezig

Antilichamen tegen het rhesusantigeen worden pas aangemaakt na het eerste contact

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Opdracht
Maak de mindmap voor vandaag af. Hier ga je de volgende lessen mee verder. Dus zorg dat je deze steeds tot je beschikking hebt.
Ben je klaar?
Start dan met de opdracht: Opdrachten bloed week 10 Cumlaude

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
  1. Leren alle lesstof tot nu toe (receptenleer, hartritmestoornissen, g.m. hart- en vaatziekten, bloed en bloedgroepen) 
  2. (Af)maken Expert College Pathologie Bloed en Stolling
  3. Opdrachten afmaken:
    -Bloed

Slide 36 - Slide

This item has no instructions