Nederlands - met of zonder -n

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Vandaag
- Herhaling afgelopen lessen
- Bespreken huiswerk (enquête en oefening)
- Oefenen spelling

Slide 2 - Slide

Enquêtes
Goede/slechte vragen
Paar vragen uit de enquêtes

Slide 3 - Slide

Wat ga jij als eerste doen, als corona voorbij is?

Slide 4 - Open question

Hoelang lees je gemiddeld in leesboeken per week?
A
0 uur
B
0,5 - 3 uur
C
3-4 uur
D
meer dan 4 uur

Slide 5 - Quiz

Welk land bezoek je tijdens de zomervakantie?

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Slide

Antwoorden bespreken
Luidt de Bijbeltekst niet ‘Vele (1) eerste/eersten zullen de (2) laatste/laatsten zijn’?

De ouders van Sheira hebben een goede baan, hoewel ze geen van (1) beide /beiden gestudeerd hebben.

Op Texel zag ik heel veel verschillende vogels; wel (1) honderde/honderden.


Slide 8 - Slide

Wegens tijdgebrek konden (1) sommige/sommigen van de dieren niet direct geholpen worden tijdens het spreekuur.

Hoewel we veel vrienden hebben, zullen we de (1) meeste/meesten niet uitnodigen voor ons zilveren huwelijksfeest.

Na afloop van de bijeenkomst zijn (1) alle/allen het erover eens dat (2) weinige/weinigen zich hebben verveeld.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Toen de kandidaten opkwamen, werden de ... begroet met applaus
A
leukste
B
leuksten

Slide 11 - Quiz

Onder de ... waren artiesten, onder wie de leden van de band Di-rect.
A
genodigde
B
genodigden

Slide 12 - Quiz

De hengelaar nam de grote vissen mee en gooide de ... terug.
A
kleine
B
kleinen

Slide 13 - Quiz

... haringen lust Kerwin wel, maar ... vindt hij vies
A
zoute en zure
B
zouten en zure
C
zoute en zuren
D
zouten en zuren

Slide 14 - Quiz

Dit gebouw is slecht toegankelijk voor ...
A
gehandicapte
B
gehandicapten

Slide 15 - Quiz

Mevrouw Verhoeck bekeek alle tomaten en zocht de ... eruit
A
mooiste
B
mooisten

Slide 16 - Quiz

Huiswerk
Als je met of zonder -n nog moeilijk vindt, dan maak je opdracht 3 en 5
Als je met of zonder - n makkelijk vindt, dan maak je opdracht 4 en 5
En dat gaan we natuurlijk allemaal doen... want

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide