week 40 en el restaurante

Buenos días
Hoy es................... el 2 de ..........
¿Qué vamos a hacer?
  • leer
  • pedir
  • gustar
  • trabajar
  • WON
1 / 14
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 135 min

Items in this lesson

Buenos días
Hoy es................... el 2 de ..........
¿Qué vamos a hacer?
  • leer
  • pedir
  • gustar
  • trabajar
  • WON

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

I-pads in de tas!

Slide 3 - Slide

Vamos a leer.
En grupos de 4:
1. Verdeel de strookjes tekst.
2. Lees eerst voor jezelf het stukje tekst door.
3. Zoek in een woordenboek woorden op die je niet begrijpt. 
4. Lees nu om de beurt jouw stukje voor aan je groepje en vertel in het kort waar het over gaat.
5. Bepaal samen de juiste volgorde.

Slide 4 - Slide

pedir en gustar
UITLEG
ZELF

Slide 5 - Slide

Werkwoorden e--> i
yo
él/ella/usted
nosotros/nosotras
vosotros/vosotras
ellos/ellas/ustedes
pedir ( vragen/verzoeken)
pido
pides
pide
pedimos
pedís
piden

Alleen bij een aantal werkwoorden op -ir.

Slide 6 - Slide

Gustar = houden van/leuk vinden
letterlijk: bevallen
Me gusta el libro - het boek bevalt mij.
Ik vind het boek mooi. 
Me gustan las hamburguesas - hamburgers bevallen mij.
Ik hou van hamburgers.

Wanneer gebruik je gusta? En wanneer gustan        

Slide 7 - Slide

GUSTA OF GUSTAN
  • gusta + een zelfstandig naamwoord enkelvoud
 Me gusta el fútbol.= Ik hou van voetbal.
  • gusta + een werkwoord
Me gusta bailar. = Ik hou van dansen.
  • gustan + een zelfstandig naamwoord meervoud
Me gustan los perros. = Ik hou van honden. 
                                        Denk aan het lidwoord

Slide 8 - Slide

Meewerkend voorwerp
Om aan te geven wie het leuk vindt (letterlijk, aan wie het bevalt) gebruik je het meewerkend voorwerp. 
me
te
le
nos
os
les
Waar lijkt dit rijtje veel op?
wederkerende vnw.
me, te, se, nos, os, se

Slide 9 - Slide

Nadruk geven
(a mí)                           me gusta/gustan
(a tí)                             te  gusta/gustan
(a él/ella/usted)            le gusta/gustan
(a nosotros)                  nos gusta/gustan
(a vosotros)                  os gusta/gustan
(a ellos/ellas/ustedes)  les gusta/gustan

Slide 10 - Slide

Dus.....
(A mí) me gusta bailar.                      = Ik hou van dansen.
(A él) le gusta el fútbol.                     = Hij houd van voetbal.
(A nosotros) nos gusta la música.    = Wij houden van muziek.
¿(A vosotros) os gustan los perros? = Houden jullie van                                                                          honden? 
(A ellos) les gusta bailar.                   = Zij houden van dansen. 

Slide 11 - Slide

OJO
De beklemtoonde vormen kan je weglaten (a mí, a tí, etc.)
Het meewerkend voorwerp MOET je gebruiken. (me, te, le...)
Wanneer je iets NIET leuk vind zet je gewoon NO voor het meewerkende voorwerp. 
No me gusta estudiar.
Andere werkwoorden die op dezelfde manier gaan zijn:
encantar= dol zijn op
doler (ue) = pijn doen

Slide 12 - Slide

¡A trabajar!
Klaar?
Vraag het nakijkboekje en kijk je opdrachten na. 
Alles nagekeken? Aan de slag met WON.

Slide 13 - Slide

HUISWERK
Noteer in je leefboek voor woensdag 9 oktober:
Leren tarea 2 de woordjes en de grammatica.



Week 43: 23 okt.
SO grammatica en woordenschat van module 4.

Slide 14 - Slide