De DSM-5 onderscheidt maar liefst tien soorten middelen waaraan iemand verslaafd kan raken. Daarnaast is er ook een verslaving mogelijk die gedragsgerelateerd is, zoals gokken of gamen. Het gaat om:
1. nicotine;
2. cafeïne;
3. alcohol;
4. cannabis (marihuana, hasj, wiet);
5. hallucinogenen, zoals lsd of paddenstoelen;
6. snuifmiddelen, zoals ether, aceton en lijm;
7. verdovende en pijnstillende middelen, zoals heroïne en morfine;
8. slaap- en angstremmende medicatie, zoals oxazepam;
9. opwekkende middelen, zoals amfetamine en cocaïne;
10. overige middelen, onder andere GHB, xtc, ketamine.