• What is LessonUp
  • Search
  • Channels
‹Return to search

§ 2.3 - Versnelling

Hoofdstuk 2 - Beweging

§ 2.1 - Snelheid

§ 2.2 - Gemiddelde snelheid

§ 2.3 - Versnelling

§ 2.4 - (xt)-diagram

§ 2.5 - (vt)-diagram

§ 2.6 - De raaklijn

§ 2.7 - Oppervlaktemethode

§ 2.8 - De valversnelling

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 2 - Beweging

§ 2.1 - Snelheid

§ 2.2 - Gemiddelde snelheid

§ 2.3 - Versnelling

§ 2.4 - (xt)-diagram

§ 2.5 - (vt)-diagram

§ 2.6 - De raaklijn

§ 2.7 - Oppervlaktemethode

§ 2.8 - De valversnelling

Slide 1 - Slide

 § 2.3 - Versnelling

Leerdoelen

- Formule voor versnelling begrijpen en toepassen

- Begrijpen wat het verschil tussen een versnelling en vertraging is

- Begrijpen wat de eenheid van versnelling inhoudt


Slide 2 - Slide

Versnelling

De versnelling a (van: acceleration) kunnen we als volgt berekenen:


Waarin:

             = de versnelling in: m/s²

             = verschil tussen twee snelheden v2 - v1 in: m/s

             = gepasseerde tijd tussen twee tijdstippen t2 - t1 gerelateerd aan v1 en

                 v2: s


a
Δv
Δt
a=​Δt​​Δv​​

Slide 3 - Slide

Eenheid van versnelling

Bekijk nog eens de formule voor de (gemiddelde) snelheid.



Deze formule geeft aan hoe snel de afstand  
toeneemt per seconde.

De eenheid van snelheid geeft dit al aan;
m/s = m / s = meter per seconde. Dit is
ook in de grafiek hiernaast terug te zien;
de afstand wordt per seconde steeds groter.


v=v​gem​​=​Δt​​Δx​​

Slide 4 - Slide

Eenheid van versnelling

Bekijk nog eens de formule voor de (gemiddelde) snelheid.



Deze formule geeft aan hoe snel de snelheid
toeneemt per seconde.

De eenheid van versnelling geeft dit al aan; 
m/s / s =  m/s² = meter per seconde per
seconde
. Dit is ook in de grafiek hiernaast

terug te zien; de snelheid wordt per seconde steeds groter.



a=​Δt​​Δv​​

Slide 5 - Slide

Snelheidsverschil

De        staat voor het verschil in snelheid tussen twee snelheden. Die is als volgt uit te rekenen:


Waarin:

             = verschil tussen twee snelheden ve - vb 
                 in: m/s

             = snelheid van een object op tijdstip t2

             = snelheid van een object op tijdstip t1


v​eind​​
Δv
v​begin​​
Δv=v​eind​​−v​begin​​
Δv

Slide 6 - Slide

Snelheidsverschil

De        is ook in een grafiek terug te zien; 



Δv=v​eind​​−v​begin​​
Δv

Slide 7 - Slide

Vraag 5 van WS

5. Een auto versnelt gelijkmatig vanuit stilstand tot een snelheid van 30

    m/s. Tijdens deze versnelling legt de auto 90 m af. Bereken de

    versnelling van deze auto.



Slide 8 - Slide

Vraag 5 van WS

5. Een auto versnelt gelijkmatig vanuit stilstand tot een snelheid van 30

    m/s. Tijdens deze versnelling legt de auto 90 m af. Bereken de

    versnelling van deze auto.



Gegevens:

vb = 0 m/s

ve = 30 m/s

Δx = 90 m

Slide 9 - Slide

Vraag 5 van WS

5. Een auto versnelt gelijkmatig vanuit stilstand tot een snelheid van 30

    m/s. Tijdens deze versnelling legt de auto 90 m af. Bereken de

    versnelling van deze auto.



Gegevens:

vb = 0 m/s

ve = 30 m/s

Δx = 90 m

v​gem​​=​2​​v​e​​+v​b​​​​=​2​​0+30​​=15
m·s-1

Slide 10 - Slide

Vraag 5 van WS

5. Een auto versnelt gelijkmatig vanuit stilstand tot een snelheid van 30

    m/s. Tijdens deze versnelling legt de auto 90 m af. Bereken de

    versnelling van deze auto.



Gegevens:

vb = 0 m/s

ve = 30 m/s

Δx = 90 m

v​gem​​=​2​​v​e​​+v​b​​​​=​2​​0+30​​=15
Δv=v​e​​−v​b​​=30−0=30
m·s-1
m·s-1

Slide 11 - Slide

Vraag 5 van WS

5. Een auto versnelt gelijkmatig vanuit stilstand tot een snelheid van 30

    m/s. Tijdens deze versnelling legt de auto 90 m af. Bereken de

    versnelling van deze auto.



Gegevens:

vb = 0 m/s

ve = 30 m/s

Δx = 90 m

Δt=​v​gem​​​​Δx​​=​15​​90​​=6
v​gem​​=​2​​v​e​​+v​b​​​​=​2​​0+30​​=15
Δv=v​e​​−v​b​​=30−0=30
s
m·s-1
m·s-1

Slide 12 - Slide

Vraag 5 van WS

5. Een auto versnelt gelijkmatig vanuit stilstand tot een snelheid van 30

    m/s. Tijdens deze versnelling legt de auto 90 m af. Bereken de

    versnelling van deze auto.



Gegevens:

vb = 0 m/s

ve = 30 m/s

Δx = 90 m

Δt=​v​gem​​​​Δx​​=​15​​90​​=6
v​gem​​=​2​​v​e​​+v​b​​​​=​2​​0+30​​=15
Δv=v​e​​−v​b​​=30−0=30
a=​Δt​​Δv​​=​6​​30​​=5
s
m·s-2
m·s-1
m·s-1

Slide 13 - Slide

Vraag 6 van WS

6. Een auto versnelt gelijkmatig van 20 km/h tot een snelheid van 100

      km/h. De auto heeft gedurende deze periode een versnelling van 5

      m/s². Bereken de afstand die de auto heeft afgelegd.



v​gem​​=​Δt​​Δx​​
v​gem​​=​2​​v​e​​+v​b​​​​
Δv=v​e​​−v​b​​
a=​Δt​​Δv​​

Slide 14 - Slide

Vraag 12 van WS

12. Een raceauto trekt vanuit een onbekende beginsnelheid op naar een snelheid van 83,3 m/s. Het optrekken duurt 3,4 s en de versnelling is 6,6 m/s2. Bereken de beginsnelheid.



v​gem​​=​Δt​​Δx​​
v​gem​​=​2​​v​e​​+v​b​​​​
Δv=v​e​​−v​b​​
a=​Δt​​Δv​​

Slide 15 - Slide

Vraag 15 van WS

15. Een maffiabaas plaatst een wand van schuimplastic om zijn kantoor om zich te beschermen. De muur is 120 cm dik. De eigenaar test de muur door er op te schieten. Een kogel wordt loodrecht in de muur geschoten met een onbekende beginsnelheid. De kogel komt er aan de andere kant weer uit met een snelheid van 120 m/s. De gemiddelde snelheid van de kogel in de muur is 182 m/s. Bereken de vertraging van de kogel in het schuimplastic.



v​gem​​=​Δt​​Δx​​
v​gem​​=​2​​v​e​​+v​b​​​​
Δv=v​e​​−v​b​​
a=​Δt​​Δv​​

Slide 16 - Slide

Antwoord Vraag 15

Gegevens:

vgem = 182 m/s

ve = 120 m/s

Δx = 120 cm

      = 1,2 m

a = ?


v​gem​​=​Δt​​Δx​​−>Δt=​v​gem​​​​Δx​​=​182​​1,2​​=6,6...⋅10​−3​​
v​gem​​=​2​​v​e​​+v​b​​​​−>2⋅v​gem​​=v​e​​+v​b​​−>2⋅v​gem​​−v​e​​=v​b​​−>
Δv=v​e​​−v​b​​=120−244=−124
a=​Δt​​Δv​​=​6,6...⋅10​−3​​​​−124​​=−1,88⋅10​4​​
s
m·s-2
m·s-1
m·s-1
v​b​​=2⋅182−120=244

Slide 17 - Slide

Vraag 16 van WS

16. Een parachutespringer opent zijn parachute waardoor zijn snelheid 160 km/h afneemt.

      Zijn vertraging tijdens de sprong was gelijk aan 22 m/s2. Tijdens deze vertraging heeft 

      de springer 50 m afgelegd. Bereken de snelheid op het moment dat de parachutespringer

      zijn parachute opende.



v​gem​​=​Δt​​Δx​​
v​gem​​=​2​​v​e​​+v​b​​​​
Δv=v​e​​−v​b​​
a=​Δt​​Δv​​

Slide 18 - Slide

Vraag 16 inleveren

Slide 19 - Open question

Huiswerk § 2.3

Opgaven 6, 7, 9, 12, 14, 15, 16 van wetenschapsschool.nl


De opgaven staan onderaan deze pagina: http://www.wetenschapsschool.nl/chapter/Beweging_2_Versnelling.html

Slide 20 - Slide

Huiswerk inleveren
Mogelijkheid I

Slide 21 - Open question

Huiswerk inleveren
Mogelijkheid II

Slide 22 - Open question

Huiswerk inleveren
Mogelijkheid III

Slide 23 - Open question

More lessons like this

§ 2.4 - (xt)-diagram

June 2019 - Lesson with 22 slides
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

Beweging - Versnelling

January 2024 - Lesson with 10 slides
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

Beweging - Versnelling

December 2024 - Lesson with 47 slides
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

Les 46.1 - leerdoel 1

October 2023 - Lesson with 22 slides
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

4.2. Versnellen en vertragen (voorbeelden)

March 2022 - Lesson with 16 slides
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

3 vwo paragraaf 4.1

January 2021 - Lesson with 18 slides
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

V3 4.1 (2) 8-2-2022

January 2023 - Lesson with 18 slides
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Toets H4 Kracht en beweging Versie C

March 2023 - Lesson with 16 slides
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
LessonUp
TermsPrivacy StatementCookie StatementContact
English

Our Cookies

We use cookies to improve your user experience and offer you personalized content. By using Lessonup you agree to our cookie policy.

Change settings