Les 2.8 Over Taal

Nederlands

Klas 1 KGT - 2.8 Over Taal
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nederlands

Klas 1 KGT - 2.8 Over Taal

Slide 1 - Slide

Vandaag in deze les:
Stillezen
Lesafspraken
Terugblik
Lesdoel
Huiswerk nabespreken
Instructie
Aan de slag

Slide 2 - Slide

Stillezen
Pak je leesboek, stripboek, etc.

timer
10:00

Slide 3 - Slide

Lesafspraken:
  • Je hebt respect voor elkaar en je omgeving
  • Je hebt de spullen op orde en huiswerk gemaakt
  • Je hebt de aandacht bij de les en bent stil wanneer nodig
  • Bij samenwerken werk je zachtjes
  • Wil je iets vragen of zeggen, steek dan je hand op
  • Tassen op de grond, jassen in kluisje
  • Geen eten/drinken/kauwgom

Slide 4 - Slide

Terugblik:
  • Fictie: Tijdrovers
  • Grammatica: werkwoorden - tijdproef
  • Spelling: pv in tt
  • Over Taal: woordenschat
  • Extra opdracht

Slide 5 - Slide

Lesdoel
Aan het einde van deze paragraaf
  • begrijp je de betekenis van verschillende schooltaalwoorden.
  • begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit teksten.
  • kun je zoekwoorden in een woordenboek gebruiken.
  • kun je woorden herkennen die bij elkaar horen (deel – geheel).
  • ken je de betekenis van belangrijke voor- en achtervoegsels.





Slide 6 - Slide

Huiswerk nabespreken
Opdracht 34 - 35 - 36 online

Slide 7 - Slide

Instructie Over Taal
Deel - geheel
Woorden kun je verdelen in groepen. Woorden/begrippen kunnen ook een (onder)deel zijn van een ander woord/begrip.

Slide 8 - Slide

Instructie Over Taal
Voor- en achtervoegsels (89)

on-
-achtig
wan-
-baar
her-
-loos
neo-
-rijk
mono-
-arm
anti-

Slide 9 - Slide

Aan de slag
Opdracht 41 (88) + 42 (89)

Deze maak je in je schrift en is het huiswerk voor de volgende les. 
Je wacht met opruimen tot het einde van de les.

Slide 10 - Slide

Terugblik Lesdoel
Aan het einde van deze paragraaf
  • begrijp je de betekenis van verschillende schooltaalwoorden.
  • begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit teksten.
  • kun je zoekwoorden in een woordenboek gebruiken.
  • kun je woorden herkennen die bij elkaar horen (deel – geheel).
  • ken je de betekenis van belangrijke voor- en achtervoegsels.


Slide 11 - Slide

Bedankt voor jullie aandacht.

Slide 12 - Slide