1.13 + 1.14

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

	Vak: Nederlands Hoofdstuk: 1.13 + 1.14
1.	Lesopening
2.	Lesdoel
3.	Arrangementen + mini-check
4.	Instructie
5.	Begeleid inoefenen
6.	Zelfstandig werken
7.	Evaluatie

1. Lesopening

Pak je boek en schrift van Nederlands op tafel. Open je boek op blz. 39

2. Lesdoel 

Aan het eind van deze les:

- kun je de beste leesmanier kiezen. 

- kun je het onderwerp van een tekst of alinea bepalen.

3. Arrangementen

- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie.

Je maakt zelfstandig opdracht 4 t/m 6 op blz. 39 t/m 42.

Namen lln

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 

Namen lln

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 

Namen lln

Mini-check

Leerlingen in het basis en intensief arrangement doen mee met de mini-check. 

Je wilt weten of je een artikel uit een tijdschrift kunt gebruiken voor een werkstuk.

Je bakt twee taarten. Je wilt weten of je de oven voor beide taarten op dezelfde temperatuur moet zetten.

Je krijgt morgen een overhoring over een paragraaf uit het geschiedenisboek. 

De supermarkt zoekt vakkenvullers. Je wilt weten of je dit baantje mag doen als je veertien bent.

Je bereidt een presentatie voor over gameverslaving. Je hebt een interview over dit onderwerp gevonden waar veel informatie in staat. 

verkennend

grondig

zoekend

Wie maakt wat?

Had je alle vragen goed? Dan mag je zelfstandig aan de slag: opdracht 4 t/m 6 op blz. 39 t/m 42.

De rest doet mee met de instructie. 

4. Instructie: 

Lees en kijk mee naar de volgende dia. 

Leesmanieren (blz. 39)

Verkennend lezen

Grondig lezen

Zoekend lezen

Onderwerp, deelonderwerp, alinea, tussenkopje

Nadat je een tekst verkennend hebt gelezen, kun je in een paar woorden aangeven wat het onderwerp van de tekst is. Een onderwerp bestaat vaak uit verschillende stukjes. Die stukjes noem je deelonderwerpen. Het stukje tekst over een deelonderwerp noem je een alinea. Een alinea begint altijd op een nieuwe regel.

Boven een alinea kan een tussenkopje staan. Een tussenkopje geeft aan waar de alinea over gaat.

5. Begeleid inoefenen

Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?

Namen lln, jullie maken zelfstandig opdracht 4 t/m 6 op 

blz. 39 t/m 42.

Wie heeft nog extra instructie nodig (intensief)? Namen lln of had je alle vragen van de mini-check fout?  Wij maken samen opdracht 4.

6. Zelfstandig werken

Je maakt nu zelfstandig:

V: les 1.13/1.14, blz. 39 t/m 42, opdr. 4 t/m 6 --> Niemand

B: les 1.13/1.14, blz. 39 t/m 42, opdr. 4 t/m 6  --> namen lln

I: les 1.13/1.14, blz. 39 t/m 42, opdr. 4 t/m 6 --> namen lln 

Ben je klaar?

Dan kijk je de opdrachten na.

Daarna ga je in stilte lezen of een woordzoeker maken. 

7. Evaluatie

Evaluatie lesdoelen --> Quiz mee! 

Geef een deelonderwerp bij een werkstuk over school.

Als je iets wil weten over een bepaald onderwerp. Welke leesmanier gebruik je dan?

Je wilt de leerstof uit je schoolboek kennen voor een toets. Welke leesmanier gebruik je?

Huiswerk & Toetsen

Huiswerk: 

...dag .. maand

1.13 + 1.14 opdracht 4 t/m 6

Toetsen: 

...

geen

Afsluiting

Ruim je boek en schrift van NE op.

Volgende lesuur: ....................