Les 5.3

H5.3 Arbeidsmarkt
  • Terugblik vorige les
  • Uitleg paragraaf 5.3
  • Bespreken vraag 28 en 33
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

H5.3 Arbeidsmarkt
  • Terugblik vorige les
  • Uitleg paragraaf 5.3
  • Bespreken vraag 28 en 33

Slide 1 - Slide

Bij een vennootschap onder firma (vof) zijn de eigenaren privé aansprakelijk
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quiz

Privé aansprakelijk
Welke ondernemingsvormen zijn
privé aansprakelijk?
Wel privé aansprakelijk
Niet privé aansprakelijk
Eenmanszaak
NV
Vof
BV
?
De eigenaar moet met zijn privégeld mogelijke schulden betalen

Slide 3 - Slide

Een eenmanszaak kan personeel in dienst hebben.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Bij welke ondernemingsvorm kan iedereen de aandelen ervan kopen?
A
Eenmanszaak
B
VOF
C
NV
D
BV

Slide 5 - Quiz

BV en NV
Bijna hetzelfde als elkaar
Belangrijk verschil: Bij een BV kan niet iedereen zomaar aandelen kopen

Slide 6 - Slide

Ondernemingsvormen samengevat
Eigenaar?
Privé aansprakelijk?
Eenmanszak
1 eigenaar
Ja
VOF
2 of meer eigenaren
Ja 
NV
(Onbekende) Aandeelhouders
Nee
BV
Aandeelhouders
Nee

Slide 7 - Slide

In welke productiesector zit de politie?
A
Primaire
B
Secundaire
C
Tertiaire
D
Quartaire

Slide 8 - Quiz

Productiesectoren
Primaire sector
- Landbouw
- Visserij
- Winning van delfstoffen
Secundaire sector
- Industrie
- Bouw
- Ambachten (bakker)
Tertiaire sector
- Commerciële dienstverlening, bijv. winkels, banken, transportbedrijven
Quartaire sector
- Niet- commerciële dienstverlening, bijv. gezondheidszorg, onderwijs, overheidsdiensten
1.
2.
3.
4.

Slide 9 - Slide

Leerdoelen van deze les
  • Aan het einde van deze les weet je hoe de arbeidsmarkt eruit ziet.
  • Aan het einde van deze les weet je wanneer je bij de beroepsbevolking hoort.
  • Aan het einde van deze les kan je de arbeidsparticipatie berekenen.
  • Aan het einde van deze les weet je wat de informele sector en formele sector is.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Arbeidsmarkt 
'Geheel van vraag en aanbod'
Vraag: Werkgevers (baas)
Aanbod: Beroepsbevolking 

De vraag bepaalt de werkgelegenheid 
Werkgelegenheid: Alle arbeidsplaatsen van bedrijven en de overheid.

Slide 12 - Slide

Het aanbod op de arbeidsmarkt komt van de...?
A
Werkgevers
B
Werknemers

Slide 13 - Quiz

Beroepsbevolking 
Iedereen tussen de 15 jaar en pensioenleeftijd die werkt of werkloos is.

Wanneer ben je werkloos? 'Geen werk, maar wel op zoek naar werk.           Iemand die niet wilt werken hoort dus niet bij de beroepsbevolking.'

Werkloosheid: Als het aanbod 
(beroepsbevolking) groter is dan 
de vraag (arbeidsplaatsen/werkgevers).

Slide 14 - Slide

Hoor jij bij de beroepsbevolking?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

Arbeidsparticipatie 
Percentage van de beroepsgeschikte bevolking (15  jaar tot pensioenleeftijd) dat tot de beroepsbevolking hoort.

Voorbeeld:
Inwoners tussen de 15 en 66 jaar: 5.000.0000
Beroepsbevolking: 3.000.000
Arbeidsparticipatie:  3.000.000 / 5.000.000 X 100% = 60%

Wat is die andere 40%?

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Betaald werk dat niet wordt geregistreerd behoort bij...?
A
De formele sector
B
De informele sector
C
Zwart werken
D
Grijs werken

Slide 18 - Quiz

Waar werk je?
  • Formele sector: Je werkt voor geld en betaalt belasting en premies. Je bent geregistreerd bij het CBS. (wit werken)
  • Informele sector: Je werkt onbetaald en je bent niet geregistreerd bij het CBS. Denk aan vrijwilligerswerk. (grijs werken)
  • Zwart werken: Je werkt ergens betaald en je bent niet geregistreerd.        Je betaalt geen belasting of premies. (strafbaar)

Slide 19 - Slide

Opdracht 28

Slide 20 - Slide

Opdracht 33

Slide 21 - Slide

Afronding van deze les
  • Nu weet je hoe de arbeidsmarkt eruit ziet.
  • Nu weet je wanneer je bij de beroepsbevolking hoort.
  • Nu kan je de arbeidsparticipatie berekenen.
  • Nu weet je wat de informele sector en formele sector is.

Slide 22 - Slide