3H Overal Natuurkunde Hfst 1.3

Werktuigen en
 constructies
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Werktuigen en
 constructies

Slide 1 - Slide

Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 2 - Mind map

4.3 Beweegbare constructies
Leerdoelen
- benoemen wanneer een voorwerp in evenwicht is
- twee voordelen noemen van een beweegbare constructie in evenwicht
- uitrekenen of een beweegbare constructie in evenwicht is

Slide 3 - Slide

Is deze constructie
in evenwicht?
A
Ja
B
Nee
C
Geen idee

Slide 4 - Quiz

Waarom is de wip links in evenwicht en rechts niet?

Slide 5 - Slide

Welke kracht werkt op de poppetjes ?

Slide 6 - Open question

Zwaartekracht Fz = m * g
m = massa in kg
g = 9,81 N/kg
We gaan ervan uit dat elk poppetje dezelfde massa heeft, dan is de zwaartekracht hetzelfde

Slide 7 - Slide

De arm Lspier teken je van spierkracht naar..
A
werkkracht
B
draaipunt
C
spierkracht
D
geen idee

Slide 8 - Quiz

arm Lspier
arm Lwerk
Werkkracht Fwerk
Spierkracht Fspier

Slide 9 - Slide

Volgende onderdeel: de arm 
grootheid: L (l)
eenheid: m
Let op: je tekent arm altijd loodrecht (hoek van 90 graden) op de kracht

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Wat kun je veranderen om de wip weer in evenwicht te krijgen? (meerdere antwoorden mogelijk)

Slide 12 - Mind map

De linker heeft een groter krachtmoment
grootheid: M
eenheid: Nm

M = F * L 
F = kracht, L = lengte van de arm
Bij een draaibeweging (dus met een draaipunt)

Slide 13 - Slide

M = F * L . F = kracht, L = lengte van de arm
De zwaartekracht op de linker is 400 N en de arm is 2,0 meter.
Wat is zijn krachtmoment?

Slide 14 - Open question

Antwoord
Gegeven: F = 400 N
L = 2,0 M
Gevraagd: M
Oplossing: M = F * L (altijd formule opschrijven!)
M = 400 * 2,0 = 800 Nm (denk aan de eenheid!)

Slide 15 - Slide

De rechter heeft ook een zwaartekracht
van 400 N, maar de arm is 1,0 m
Wat is zijn krachtmoment?

Slide 16 - Open question

Antwoord
Gegeven: F = 400 N
L = 1,0 m
Gevraagd: M
Oplossing: M = F * L (altijd formule opschrijven!)
M = 400 * 1,0 = 400 Nm (altijd eenheid opschrijven!)

Slide 17 - Slide

Moment links = 800 Nm         moment rechts = 400 Nm
Niet gelijk, dus daarom geen evenwicht

Slide 18 - Slide

Evenwichtsvoorwaarde
krachtmoment links = krachtmoment rechts
Mlinks = Mrechts
Flinks * Llinks = Frechts * Lrechts

Slide 19 - Slide

Er is evenwicht, dus Mlinks = Mrechts
Omdat Fz,B veel groter is, moet de arm veel kleiner zijn
Voorbeeld: Fz,A = 20 N en LA = 2,0 m, Mlinks = F * L = 20 * 2,0 = 40 Nm
Als Fz,B = 200 N (10 x zo groot), moet LB 10x zo klein zijn = 0,2 m
Mrechts = F * L = 200 * 0,2 = 40 Nm
Contragewicht

Slide 20 - Slide

Kun je nu...
- benoemen wanneer een voorwerp in evenwicht is
- twee voordelen noemen van een beweegbare constructie in evenwicht
- uitrekenen of een beweegbare constructie in evenwicht is

Slide 21 - Slide

Opdrachten maken
route 1:        27 t/m 31, 33 t/m 35
route 2:       28, 31, 32, 35 t/m 29
Vragen via Teams 
laatste 5 minuten melden

Slide 22 - Slide