Uitleg leerdoel 4











Noteer dit voor jezelf alvast in je schrift.

Stel je vragen aan de docent die gaat streamen. 
Ga rustig zitten op je plek.
Leg je wiskundespullen op tafel. 

1 / 14
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson











Noteer dit voor jezelf alvast in je schrift.

Stel je vragen aan de docent die gaat streamen. 
Ga rustig zitten op je plek.
Leg je wiskundespullen op tafel. 

Slide 1 - Slide

FF checken

Slide 2 - Slide

Een tv kost 500 euro.  Vorig jaar koste de tv 545 euro.
Bereken de factor waarmee de prijs is vermenigvuldigd.

Slide 3 - Slide

Geef bij onderstaande veranderingen de factor aan waarmee je de nieuwe prijs kunt berekenen.

36 % toename
5 % afname
21,5 % toename

Slide 4 - Slide

De tabel hieronder hoort bij exponentiële groei, bereken de groeifactor.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Ik kan een exponentiële formule opstellen.
Succescriteria
Ik weet hoe een exponentiële formule eruit ziet.
Ik kan zelf de exponentiële functie opstellen.
Ik kan werken met een exponentiële functie.




Slide 7 - Slide

Exponentiële formule
letter t (variabele tijd)
letter N (variabele nieuwe hoeveelheid)

beginhoeveelheid (b)
groeifactor (g)




N=bgt

Slide 8 - Slide

Groeifactor

De groeifactor zegt iets over het verloop van de grafiek bij een exponentieel verband.


Als g < 1, dan is de grafiek dalend.

Als g = 1, dan is de grafiek constand.

Als g > 1, dan is de grafiek stijgend.

Slide 9 - Slide

Exponentiële formule
Voorbeeld.

De grafiek met het aantal besmettingen van het coronavirus lijkt op een exponentiële groei.
Stel dat er 1000 mensen besmet zijn met het coronavirus. 
De besmettingsgraad is 1,2  


N=bgt

Slide 10 - Slide

Exponentiële formule
Voorbeeld.

De grafiek met het aantal besmettingen van het coronavirus lijkt op een exponentiële groei.
Stel dat er 1000 mensen besmet zijn met het coronavirus. 
De besmettingsgraad is 1,2  ( g>1, dus toename )

b = 1000
g = 1,2             Formule:  
N=bgt
N=1000(1,2)t

Slide 11 - Slide

g = 2
g = 1,6
g = 1
g = 0,8

Slide 12 - Slide

Aan de slag
Heb je aantekeningen genoteerd in je schrift?

Maak opgaven: 





Controleer je werk kritisch met behulp van de uitwerkingen via magister leermiddelen.
Snap je wat je fout gedaan hebt? Verbeter je fouten met een andere kleur. 
Wie kan je om hulp vragen als je het niet begrijpt?
Let ook op je notatie!

Lever in je nagekeken uitwerkingen in via LessonUp
Ondersteunend: 27, 29, 30, O31, 32, 33, O34, 34
Doorlopend: 27, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35
Uitdagend: 27, 29, 30, 31, 32 34, U7, U8



Ondersteunend: 19, O20, 21, 22, 23, 24, O25, 26
Doorlopend: 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26
Uitdagend: 19, 20, 21, 22, 23, 25, U5, U6

Slide 13 - Slide

Bedankt voor vandaag!
Ga thuis verder met 
de lessen in LessonUp!

Slide 14 - Slide