Je leert vandaag wat bedoeld is met het begrip vermogen.
We maken een begin met berekeningen met het vermogen.
Slide 2 - Slide
Vermogen schatten
Je bekijkt de afbeelding.
Noteer de apparaten op volgorde van energieverbruik.
Zet het apparaat waarvan je denkt dat die het minst gebruikt vooraan.
Degene die het meest verbruikt komt dan achteraan.
Je mag de nummers noteren.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Eigenschappen
Noteer nu voor elk apparaat welke eigenschappen het apparaat heeft. Maak hierbij steeds een keus uit:
1. warm maken
2. bewegen
3. licht geven
4. geluid maken
Slide 5 - Slide
We kijken na
Slide 6 - Slide
We kijken na
Slide 7 - Slide
We kijken na
Slide 8 - Slide
We kijken na
Slide 9 - Slide
We kijken na
Slide 10 - Slide
We kijken na
Slide 11 - Slide
We kijken na
Slide 12 - Slide
We kijken na
Slide 13 - Slide
Welke conclusie kun je trekken?
Heet maken kost het meest energie.
Beweging en warm maken kost gemiddeld veel energie.
Licht en geluid maken kost het minst energie.
Slide 14 - Slide
Formules beter begrijpen
De stroomsterkte geeft aan hoeveel elektronen er per seconde langs een bepaald punt komen.
(Denk aan een hardloop marathon: als er per seconde veel renners over de streep komen, zie je een grote stroom mensen)
De spanning geeft aan hoeveel energie de elektronen hebben om hun werk te doen (bijvoorbeeld een lamp laten branden). Die energie krijgen ze van de stroombron (bijvoorbeeld het stopcontact met 230Volt)
Slide 15 - Slide
Formules beter begrijpen
Als een stofzuiger zuigt gebruikt hij energie.
Per seconde verbruikt hij steeds ongeveer evenveel energie. Dat noemen we het vermogen.
In een grote kamer zal je meer tijd nodig hebben om alles schoon te krijgen. De totale energie die je verbruikt is dan groter dan in een klein slaapkamertje.
Slide 16 - Slide
Theorie het vermogen berekenen
We kunnen het vermogen berekenen als we de stroomsterkte en de spanning van een apparaat kennen.
Je gebruikt dan de volgende formule:
Vermogen (in Watt) = spanning (in Volt) xstroomsterkte (in Ampère)
In symbolen is dan de formule:
P = U x I
Slide 17 - Slide
Een voorbeeld
Op het typeplaatje van een boormachine zie je:
Spanning (U) = 230 V(olt)
Stroomsterkte (I) = 3,3A(mpere)
Vermogen (P) = 720 W(att)
Slide 18 - Slide
Een voorbeeld
Spanning (U) = 230 V ; Stroomsterkte (I) = 3,3A; Vermogen (P) = 720 W