HA - week 38 - les 1 - Grammatica zinsdelen

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Welkom!

Nederlands

Mevrouw Takken, TNL

[e-mail]

Ma, di, wo, do, vrij

- Stillezen

- Start nieuwe onderwerp

- Samen oefenen

- Zelf aan de slag

Planning deze les:

- Je kent de woorden uit de woordenlijst.

- Je ziet hoe een zin is opgebouwd

- Je geeft aan welk woord laat zien wie iets doet en wanneer het gedaan wordt.

Doel van de les

Stillezen

Grammatica

Tekst

Tekst

Dit werkwoord geeft aan in welke tijd de zin staat en om hoeveel personen de zin draait. 

3 manieren om de PV te vinden. 

Persoonsvorm

1. Vraagzin maken - eerste woord is pv
2.  Zin in andere tijd zetten - veranderde ww is pv
3. Hoeveelheid veranderen - veranderde ww is pv

1. Jij let op je nichtje/ Let jij op je nichtje?
2. Jij let op je nichtje/ jij lette op je nichtje. 
3. Jij let op je nichtje/ jullie letten op je nichtje. 

Persoonsvorm

1. Vraagzin maken - eerste woord is pv
2.  Zin in andere tijd zetten - veranderde ww is pv
3. Hoeveelheid veranderen - veranderde ww is pv

1. Jij let op je nichtje/ Let jij op je nichtje?
2. Jij let op je nichtje/ jij lette op je nichtje. 
3. Jij let op je nichtje/ jullie letten op je nichtje. 

Persoonsvorm

1. Vraagzin maken - eerste woord is pv
2.  Zin in andere tijd zetten - veranderde ww is pv
3. Hoeveelheid veranderen - veranderde ww is pv

1. Jij let op je nichtje/ Let jij op je nichtje?
2. Jij let op je nichtje/ jij lette op je nichtje. 
3. Jij let op je nichtje/ jullie letten op je nichtje. 

Persoonsvorm

1. Vraagzin maken - eerste woord is pv
2.  Zin in andere tijd zetten - veranderde ww is pv
3. Hoeveelheid veranderen - veranderde ww is pv

1. Jij let op je nichtje/ Let jij op je nichtje?
2. Jij let op je nichtje/ jij lette op je nichtje. 
3. Jij let op je nichtje/ jullie letten op je nichtje. 

Persoonsvorm

Wat is de pv?
Dit jaar zal niemand in B1C blijven zitten

1. Dit jaar
2. zal
3. Niemand in HA1F
4. zitten

Stukjes van de zin die altijd bij elkaar horen

- ze hebben samen één functie in de zin:

- Wie (doet iets)

- Wat (doet iets)

- Waarmee ( doet iemand iets)

- Voor wie (doet iemand iets)

- Waar, Wanneer, Hoe, Waarom (doet iemand iets)

Zinsdelen

Hoe weet je nou wat er bij elkaar hoort?

1. Zoek de PV - dat is altijd één zinsdeel
2. De PV staat (in een gewone zin met punt) altijd op de tweede positie.
3. Het stukje voor de pv hoort dus bij elkaar
4. Daarna ga je met de zin puzzelen, wat kan er nog meer los voor de pv, zonder dat de betekenis veranderd? 

Zinsdelen

Hoe weet je nou wat er bij elkaar hoort?

1. Zoek de PV - dat is altijd één zinsdeel
2. De PV staat (in een gewone zin met punt) altijd op de tweede positie.
3. Het stukje voor de pv hoort dus bij elkaar
4. Daarna ga je met de zin puzzelen, wat kan er nog meer los voor de pv, zonder dat de betekenis veranderd? 

Zinsdelen

Hoe weet je nou wat er bij elkaar hoort?

1. Zoek de PV - dat is altijd één zinsdeel
2. De PV staat (in een gewone zin met punt) altijd op de tweede positie.
3. Het stukje voor de pv hoort dus bij elkaar
4. Daarna ga je met de zin puzzelen, wat kan er nog meer los voor de pv, zonder dat de betekenis veranderd? 

Zinsdelen

Hoe weet je nou wat er bij elkaar hoort?

1. Zoek de PV - dat is altijd één zinsdeel
2. De PV staat (in een gewone zin met punt) altijd op de tweede positie.
3. Het stukje voor de pv hoort dus bij elkaar
4. Daarna ga je met de zin puzzelen, wat kan er nog meer los voor de pv, zonder dat de betekenis veranderd? 

Zinsdelen

Hoe weet je nou wat er bij elkaar hoort?

1. Zoek de PV - dat is altijd één zinsdeel
2. De PV staat (in een gewone zin met punt) altijd op de tweede positie.
3. Het stukje voor de pv hoort dus bij elkaar
4. Daarna ga je met de zin puzzelen, wat kan er nog meer los voor de pv, zonder dat de betekenis veranderd? 

Zinsdelen

1. De jongens lopen naast elkaar naar school
2. Ik geef  mijn eten aan Marlene
3. De muis van Bas is weer ontsnapt.
   

Zinsdelen

1. Zoek de persoonsvorm (pv)
2. Zet een streep voor én achter de pv
3. Kijk welke woorden los voor de pv kunnen, kan het niet -> zet er dan een woord bij. 

1. De jongens /lopen/ naast elkaar /naar school
2. Ik /geef/ mijn eten/ aan Marlene
3. De muis van Bas /is/ weer /ontsnapt.

Zinsdelen

1. Zoek de persoonsvorm (pv)
2. Zet een streep voor én achter de pv
3. Kijk welke woorden los voor de pv kunnen, kan het niet -> zet er dan een woord bij. 

Maak de startopdracht

Je mag overleggen

Startopdracht H1 - grammatica zinsdelen

Wat:

- Maak je leerlijn van Grammatica: persoonsvorm en zinsdelen H1 

(let op, er zijn twee onderdelen grammatica, dit is de bovenste)

- Leer de woorden van woordenschat H1 (zie planner voor woordenlijst)

 

Wanneer:

Deze week - woensdag/Donderdag SO

Quizlet

Aan de slag:

- Leesboek mee

- Verder oefenen grammatica zinsdelen

Volgende les