wederkerende werkwoorden

• Frans
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 4

Leerdoelen

• Ik kan het wederkerend werkwoord in de présent, passé composé, imparfait, futur simple  en de conditionnel gebruiken.
• :) 

wederkerende werkwoorden

je me sens bien

je -me
tu- te

il-se

nous-nous

vous-vous

ils-se

Ken je dit schema nog?

Kies de juiste optie:
Het wederkerend werkwoord vervoeg je altijd met het hulpwerkwoord ...

1. avoir
2. être

Vul de juiste vorm in v/d présent:
Il ___ toujours tard (se coucher).

(passé composé):
Elles ___ à Paris (s'installer).

Hoe maak je een imparfait?

Zet in de imparfait
elles (s'habiller)

1. elles se habillaient
2. elles se habilleraient
3. elles s'habillaient
4. elles s'habilleraient

Hoe maak je een Futur?

Zet in de Futur Simple
tu (se raser)

1. tu t'es rasé
2. tu se raseras
3. tu te rasera
4. tu te raseras

Hoe maak je een Condionnel?

Zet in de condionnel
(nous - se promener)

1. nous nous promenerions
2. nous nous promenerons
3. nous nous promenons
4. nous nous promenions

fini!!!