Grammatica zinsdelen les 2

Nederlands 
1KA

1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands 
1KA

Slide 1 - Slide

timer
2:00
Je hebt 2 minuten om: 
- Je boeken te pakken 
- Pen te pakken 
- Toiletbezoek 
- Iets uit het kluisje te halen

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
- Herhalen paragraaf 2
- Uitleg paragraaf 4
- Aan de slag 
- Tijd over? Blooket


Aan het eind van de les: 
- Weet je hoe je in een zin de persoonsvorm en het werkwoordelijk gezegde kan vinden. 
- Weet je wat het onderwerp van een zin is. 






Slide 3 - Slide

Persoonsvorm
1. Tijdproef: Zet de tijd van een zin om:
- Hij eet een frikandelbroodje
- Hij at een frikandelbroodje
2. Getalproef: Pas de hoeveelheid aan:
- Zij leest op de bank. 
- Zij lezen op de bank.
3. Vraagproef: Maak er een vraag van:
- Roodkapje heeft de wolf geslagen. 
- Heeft Roodkapje de wolf geslagen?
Deze werkt dus alleen met werkwoorden!!!

Slide 4 - Slide

Schrijf de zinnen over.
1. Ik lees het boek uit.

2. Zij heeft een warme jas gekocht.
3. Hij eet een appel.



Slide 5 - Slide

Schrijf de zinnen over. 
1.  Wij hebben verse koffie gedronken.

2.  Jan zoekt zijn sleutels.
3. De hond heeft de kat gezien.


Slide 6 - Slide

Het onderwerp
Het onderwerp van de zin is vaak een persoon (of dier/ding) die iets doet. Vrijwel elke zin heeft een onderwerp. 
Hoe vind je het onderwerp? Stel de vraag: Wie/wat + persoonsvorm

Roodkapje heeft de wolf geslagen. 
Wie/wat heeft?
Roodkapje 

Slide 7 - Slide

Werkwoordelijk
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit
alle werkwoorden in de zin.
Ze zeggen wat het onderwerp (mens, dier of ding) doet of ondergaat. De persoonsvorm is altijd een onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.
Als er meer werkwoorden in de zin staan, horen die er ook bij.
Delen van een scheidbaar werkwoord horen ook bij het wg. 
gezegde (wg)

Slide 8 - Slide

Wat?
Cursus 5 Grammatica woordsoorten, §4: Samengestelde zinnen. Opdracht 1 t/m 5 

Hoe?
Zelfstandig. Maak de opdrachten in je lesboek/schrift.
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
15 minuten. 
Klaar?
Oefen dan extra op de online omgeving.
Oefenen (huiswerkopdrachten)
timer
15:00

Slide 9 - Slide

Welke proef om een persoonsvorm te vinden is NIET betrouwbaar en waarom?

Slide 10 - Open question

Hoe vind je het onderwerp?

Slide 11 - Open question