L'adverbe / Het bijwoord

Bonjour 3D!
1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bonjour 3D!

Slide 1 - Slide

Buts: 
Aan het einde van deze les, ken je het verschil tussen het bijvoeglijk naamwoord en het bijwoord
en weet je hoe je een bijwoord vormt in het Frans.


Slide 2 - Slide

Revision
Het bijvoeglijk naamwoord (L'adjectif)

Slide 3 - Slide

Een bijvoeglijk naamwoord
zegt iets over...

Slide 4 - Mind map

(interessant = intéressant)
C'est un .............. film ...............
A
un film intéressant
B
un intéressant film
C
un film intéressante
D
un intéressante film

Slide 5 - Quiz

(sportief = sportif)
Ce sont des ...............garçons ...............
A
des garçons sportif
B
des sportifs garçons
C
des garçons sportifs
D
de garçons sportives

Slide 6 - Quiz

L'adverbe - het bijwoord
Wat is een bijwoord?
- Het zegt iets over een werkwoord. (hij rent snel)
- Of over een bijvoeglijk naamwoord (Hij is enorm snel)
- Of over een hele zin. (Helaas gaat hij vandaag weg)

Slide 7 - Slide

Hoe maak je een bijwoord?
1) eindigt het bijvoeglijk naamwoord met een klinker?
Dan plak je er 'ment' achter: énormément.
2) eindigt het niet met een klinker?
Dan maak je het vrouwelijk en doe er dan 'ment' achter: lent - lentement

Slide 8 - Slide

Uitzonderingen

Slide 9 - Slide

Wat is het verschil?
Il skie bien.
C'est un bon skieur.
Tekst

Slide 10 - Open question

Paul est activement recherché
Malheureusement, nous ne pouvons pas aller en vacances
Elle a très mal joué
Sophie est vraiment fatiguée
Joseph est un garçon super sympa!

Slide 11 - Drag question

extrêmement, typiquement, vraiment, heureusement...
Hoe maak je een bijwoord in het Frans?

Slide 12 - Mind map

Wat is het bijwoord van "sportif"
A
sportifment
B
sportifement
C
sportivement
D
sportivment

Slide 13 - Quiz

Goed of fout?
Il parle poliment
A
Goed
B
Fout

Slide 14 - Quiz

Goed of fout?
Je parle bon français
A
Goed
B
Fout

Slide 15 - Quiz

Goed of fout?
Il roule lentment
A
Goed
B
Fout

Slide 16 - Quiz

Goed of fout?
C'est un bon chanteur.
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quiz

Goed of fout?
il joue mal.
A
Goed
B
Fout

Slide 18 - Quiz

Welk woord is géén bijwoord?
A
rapidement
B
bien
C
gratuit
D
longtemps

Slide 19 - Quiz

Maak van "doux" een bijwoord.
A
douce
B
douxment
C
doucement
D
douxement

Slide 20 - Quiz

Wat is het bijwoord van bon?
A
bien
B
bonnement
C
bonment
D
bienment

Slide 21 - Quiz

Si tu travailles ………………….., tu vas avoir une bonne note. ​

A
mieux
B
meilleur
C
bon
D
bonne

Slide 22 - Quiz

Adjectif ou adverbe ?
L’équipe (vrl) des Pays-Bas était …….(goed) .
Elle ne jouait pas …….. (slecht)

Slide 23 - Open question

Questions?

Slide 24 - Slide

Voegwoorden

Slide 25 - Slide

Au revoir!

Slide 26 - Slide