Som en verschilformules en grafieken

Dt 6 - week 4 - verschilgrafieken en periodieke grafieken
1 / 15
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Dt 6 - week 4 - verschilgrafieken en periodieke grafieken

Slide 1 - Slide

De somformule van deze formules is..
b = 12t + 50
30 + 8t = b
A
42t + 50 = b
B
b = 20t + 20
C
b = 20t + 80
D
b = 80t + 20

Slide 2 - Quiz

Somformule en verschilformule
Som betekent optellen
Verschil betekent aftrekken

Slide 3 - Slide

Juiste termen bij elkaar
In een lineaire formule praten we over termen. Termen hebben te maken met optellen. Je mag alleen de termen die hetzelfde zijn bij elkaar optellen of van elkaar afhalen.

y = 3x + 6
Deze formule heeft twee termen. De eerste term is 3x en de tweede term is +6

Slide 4 - Slide

Optellen
Wanneer je een somformule maakt, mag je alleen dezelfde soort termen bij elkaar optellen.
y = 3x + 6
y = 7 + 2x
Je zoekt de termen met een letter erin bij elkaar en de termen zonder letter erin. De somformule wordt dan:
y =  (3x + 2x) + (6 + 7), oftewel y = 5x + 13

Slide 5 - Slide

Aftrekken

Hierbij geldt hetzelfde als bij optellen. Alleen de termen die hetzelfde zijn mag je aftrekken.
A: y = 5x + 6
B: y = 3x + 4

Dan wordt het bij A - B
y = (5x - 3x) en (6 - 4), oftewel
y = 2x + 2

Je kan ook B - A uitrekenen. 
Dan wordt het
y = (3x - 5x) en (4 - 6), oftewel
y = -2x -2

Slide 6 - Slide

Wanneer één van de twee formules maar één term heeft en de andere twee, wat doe je dan?

Bijvoorbeeld
A: y = 3x
B: y = 2x + 6

Dan mag je bij de formule met maar één term er + 0 achter zetten. y = 3x + 0, dan kan je wel weer optellen of aftrekken!




Slide 7 - Slide

Wanneer één van de twee formules maar één term heeft en de andere twee, wat doe je dan?

Bijvoorbeeld
A: y = 3x
B: y = 2x + 6

Dan mag je bij de formule met maar één term er + 0 achter zetten. y = 3x + 0, dan kan je wel weer optellen of aftrekken!

Opdracht:
Geef de formules bij de volgende situaties: A + B, A - B en B - A


Slide 8 - Slide

A: y = 3x
B: y = 2x + 6


Slide 9 - Slide

A: y = 3x
B: y = 2x + 6

A + B
y = (3x + 2x) en (0 + 6), oftewel y = 5x + 6


Slide 10 - Slide

A: y = 3x
B: y = 2x + 6

A + B
y = (3x + 2x) en (0 + 6), oftewel y = 5x + 6

A - B
y = (3x -2x) en (0 - 6), oftewel y = 1x - 6, nog korter is y = x - 6


Slide 11 - Slide

A: y = 3x
B: y = 2x + 6

A + B
y = (3x + 2x) en (0 + 6), oftewel y = 5x + 6

A - B
y = (3x -2x) en (0 - 6), oftewel y = 1x - 6, nog korter is y = x - 6

B - A
y = (2x - 3x) en (6 - 0), oftewel y = -1x + 6, nog korter is y = -x + 6

Slide 12 - Slide

𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠 𝑖𝑛 € = 10 + 5𝑎
𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠 𝑖𝑛 € = 7,50𝑎
Wat is de verschilformule?
A
𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠 𝑖𝑛 € =2,50𝑎+5𝑎
B
10 −2,50𝑎
C
𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠 𝑖𝑛 € =10 −2,50𝑎
D
𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠 𝑖𝑛 € =2,50𝑎+10

Slide 13 - Quiz

1. Huurprijs in € = 80+250w
2. Huurprijs in € = 20+270w
Wat is de somformule van 1+2


A
Totaal = 100+520w
B
Totaal = 320w
C
Totaal = 60+520w
D
Totaal = 620w

Slide 14 - Quiz

Hoofdstuk 9 t/m 12 
Toets bestaat uit opdrachten gelijkwaardig aan onderstaande theorie.
- Periodieke grafiek, inclusief evenwichtstand, amplitude en frequentie (H12: 24, 25, 26) 
- Construeren driehoek (H9: 8, 11, 14) 
- Oppervlakte/inhoud en vergroting balk (H11: 2, 9, 32) 
- Hoeken berekenen (H9: 3, 6) 
- Som- en verschiltabel/grafiek/formule (H12: 11, 12, 17) 
- Oppervlakte cilinder / inhoud kegel (H11: 5, 6, 26)

Slide 15 - Slide