Hst 25 accrual-accounting en matchingprincipe_2526

Par 25.1 Kosten en Uitgaven
1 / 30
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 30 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Par 25.1 Kosten en Uitgaven

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 25 Accrual accounting en matching principe
25.1 Kosten en Uitgaven
25.2 Opbrengsten en Ontvangsten
25.3 Het matchingprincipe
25.4 Alle varianten op een rij

Slide 2 - Slide

Agenda les 1
  • Herhalen BEA en BEO hst 24
  • Leerdoelen par 25.1 en 25.2
  • Uitleg par 25.1 en 25.2
  • Opgave maken en klassikaal bespreken
  • Zelf aan de slag opgaven par 25.1
  • Huiswerk 

Slide 3 - Slide

Leerdoelen Par 25.1
  • Je kunt onderscheid maken tussen kosten en uitgaven.
  • Je kunt kosten en uitgaven verwerken op de winst en verliesrekening en de balans.

Slide 4 - Slide

Leerdoelen Par 25.2
  • Je kunt onderscheid maken tussen opbrengsten en ontvangsten.
  • Je kunt opbrengsten en ontvangsten verwerken op de winst en verliesrekening en de balans.

Slide 5 - Slide

Begrippen par 25.1
Permanentie: een onderneming maakt niet één keer per jaar maar een aantal keren per jaar een balans en winst-en-verliesrekening.
Doel: juiste toerekening van zowel de kosten als de opbrengsten aan verschillende perioden.




Slide 6 - Slide

Begrippen par 25.1
Transitorische posten: zijn balansposten die we gebruiken om een tijdsverschil te overbruggen tussen het moment van boeken van de kosten/betaling of opbrengst/ontvangst.

vooruitbetaald staat aan debetzijde want je hebt het nog niet verantwoord in je W&V rekening.
Nog te betalen aan creditzijde (schuld) want hebt het wel verantwoord in de W&V rekening maar je hebt nog niet betaald.

Slide 7 - Slide

Begrippen par 25.1
Uitstelposten: gebruiken als we de kosten vooruit betalen.
De betaling gaat vooraf aan de perioden waarop de kosten betrekking hebben (= vooruitbetaalde bedragen).
Anticipatieposten: hanteren we als we de kosten achteraf betalen. De betaling vindt plaats als de periode waarop de kosten betrekking hebben, voorbij is (=nog te betalen bedragen)


Slide 8 - Slide

Accrual-accounting
De gevolgen van transacties (financiële feiten) worden verwerkt in het boekjaar waarin zij zich voordoen en niet wanneer de daarmee samenhangende uitgaven worden gedaan of de liquide middelen worden ontvangen.

Slide 9 - Slide

Opgave a: Pak even je rekenmachine en reken a even uit.
Opgave b: tip hoeveel maanden zijn er verstreken per 30 april 2023 t.o.v. 1 januari? Dus hoeveel maanden zijn er nog over? 

Slide 10 - Slide

b. bedrag verzekeringspremies op 30 april 
a. verzekeringskosten voor april 2023

Slide 11 - Slide

Opgave a: Pak even je rekenmachine en reken a even uit.
Opgave b: tip hoeveel maanden zijn er verstreken per 31 december 2023 t.o.v. 1 augustus de laatste keer dat er interest betaald is? 

Slide 12 - Slide

a. te betalen rente per 1 februari 2024

Slide 13 - Slide

b. balansposten per 31 december 2024

Slide 14 - Slide

Leerdoelen Par 25.3
  • Je kunt kosten verwerken op de winst en verliesrekening op basis van een direct verband van deze kosten met de opbrengsten.

Slide 15 - Slide

Matchingprincipe
  • Er is sprake van een juiste matching als we de kosten in de winst-en-verliesrekening verwerken op basis van een direct verband tussen deze kosten en de daarmee samenhangende opbrengst.
Voorbeeld:
  • Een vrachtwagen rijdt elke maand 2.000 km. De kosten zijn dan maandelijks gelijk.
  • Inkopen en verkopen (zie volgende 2 dia's)
  • Aanschaffen vaste activa en afschrijvingskosten (zie vb 25.6 blz 85)

Slide 16 - Slide

Uitleg matchingprincipe inkoopwaarde en omzet
Geef de balans- en W&V mutaties indien van toepassing:
Gekocht op 1 september op rekening goederen met inkoopwaarde € 10.000,-
Voorraad + € 10.000
Crediteuren + € 10.000
Balansmutaties
V&W mutaties
nvt
nvt

Slide 17 - Slide

Uitleg matchingprincipe inkoopwaarde en omzet
Geef de balans- en W&V mutaties indien van toepassing:
Verkoop op 10 september op rekening ten bedrage van € 20.000, goederen hebben een inkoopwaarde van 
€ 10.000,-
Voorraad - € 10.000
Eigen vermogen + € 10.000
Debiteuren + € 20.000
Balansmutaties
V&W mutaties
Inkoopwaarde omzet € 10.000
Omzet € 20.000

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Leerdoelen Par 25.4
  • Je kunt bepalen in welke situatie opbrengsten wel of geen ontvangsten zijn en in welke situatie ontvangsten wel of geen opbrengsten zijn.
  • Je kun bepalen in welke situatie kosten wel of geen uitgaven zijn en in welke situatie uitgaven wel of geen kosten zijn.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Alle varianten
  • ontvangsten die géén opbrengsten zijn: debiteur betaalt
  • opbrengsten die ook ontvangsten zijn: huuropbrengst
  • opbrengsten die géén ontvangsten zijn: stockdividend
  • kosten die ook uitgaven zijn: loon-, interest etc
  • kosten die géén uitgaven zijn: afschrijving VA
  • uitgaven die géén kosten zijn: aflossing lening, af te dragen BTW

Slide 24 - Slide

Maak opgave 25.2
Hoe: zelfstandig in schrift maar fluisterend overleg tweetallen naast elkaar toegestaan.
Tijd: 10 minuten
Klaar: ga verder met opgave 25.3
timer
10:00

Slide 25 - Slide

Zelf aan de slag
  • Maak opgave 25.9 en 25.10
  • Lees hst 25 en bekijk de voorbeelden
  • Maak opgave 25.9 en 25.10 

Slide 26 - Slide

Huiswerk
  • Tijdens les is 25.2 en 25.3 gemaakt
  • Maak opgave 25.9 en 25.10
  • Lees hst 25 en bekijk de voorbeelden
  • Maak opgave 25.9 en 25.10 

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide