3V spelling blok 2

Nederlands
3V
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nederlands
3V

Slide 1 - Slide

Deze les
Spelling hoofdstuk 2 (bladzijde 76)
  • Herhaling regels meervoud
  • Herhaling regels verkleinwoorden
  • Herhaling regels apostrof
  • Regels trema
  • Even oefenen

Slide 2 - Slide

Regels meervoud

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Regels meervoud

Slide 5 - Slide

Regels verkleinwoorden
Met een achtervoegsel kun je van een zelfstandig naamwoord een verkleinwoord maken. Meestal spel je het verkleinwoord zoals je het uitspreekt.


vork – vorkje
bodem – bodempje
ui – uitje
tang – tangetje

Slide 6 - Slide

Regels verkleinwoorden
Bij woorden die eindigen op -ng schrijf je -nkje of -etje.
  • poging – poginkje
  • wang – wangetje

Bij woorden die eindigen op een lange klinker moet je de klinker verdubbelen.
  • oma – omaatje
  • video – videootje 
  • café – cafeetje 
  • paraplu – parapluutje 

Slide 7 - Slide

Regels verkleinwoorden
Bij woorden die eindigen op -i voeg je een -e toe. Bij woorden op -y (met een medeklinker ervoor) of op -u (uitgesproken als oe) schrijf je een apostrof.

  • taxi – taxietje 
  • lolly – lolly’tje
  • spray – spraytje
  • sudoku – sudoku’tje


Je gebruikt ook een apostrof bij cijfer- en letterwoorden.

  • mp3 – mp3’tje 
  • wc – wc’tje
  • s – s’je

Slide 8 - Slide

Regels apostrof
Een hoge komma (’) noem je ook wel een apostrof. Hij wordt gebruikt om problemen met de uitspraak van sommige woorden te voorkomen.
Ook wordt hij gebruikt als er van woorden letters of van jaartallen delen worden weggelaten.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Regels apostrof

Slide 11 - Slide

Trema
Het trema (of deelteken) gebruik je als twee klinkers uit verschillende lettergrepen naast elkaar staan die je als één klank zou kunnen uitspreken. Om dat te voorkomen, zet je een trema boven de klinker waarmee de nieuwe lettergreep begint.

Voorbeeld: pinguïn, reünie, naïef

Slide 12 - Slide

Trema

Slide 13 - Slide

Noteer het meervoud van cowboy
A
cowboys
B
cowboy's

Slide 14 - Quiz

Noteer het meervoud van café
A
cafés
B
cafees
C
cafe's
D
café's

Slide 15 - Quiz

Noteer het meervoud van cadeau
A
cadeaus
B
cadeau's

Slide 16 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van oma?
A
oma'tje
B
omaatje

Slide 17 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van taxi?
A
taxi'tje
B
taxietje
C
taxitje

Slide 18 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van tiramisu?
A
tiramisuutje
B
tiramisu'tje

Slide 19 - Quiz

Welke vorm is goed?
A
efficient
B
efficiënt

Slide 20 - Quiz

Welke vorm is goed?
A
financien
B
financiën

Slide 21 - Quiz

Welke vorm is goed?
A
poezie
B
poëzie

Slide 22 - Quiz

Welke vorm is goed?
A
varieren
B
variëren

Slide 23 - Quiz

Wat is het meervoud van wc?
A
wcs
B
wc's

Slide 24 - Quiz

Hoe geef je aan dat het boek van Kees is?
A
Kees's boek
B
Kees' boek

Slide 25 - Quiz

Hoe geef je aan dat het boek van Anita is?
A
Anita's boek
B
Anitas boek

Slide 26 - Quiz