Blok 2: Grammatica, Spelling en Over Taal

Blok 2: Grammatica

zinsontleding          woordbenoeming
                               ?                                         ?                  
1 / 15
next
Slide 1: Slide
Alfabetisering NT2Middelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Blok 2: Grammatica

zinsontleding          woordbenoeming
                               ?                                         ?                  

Slide 1 - Slide

Blok 2: Grammatica
Herhaling:
- Noem de 3 kenmerken van werkwoorden.
- Geef een voorbeeld van een elliptische zin. 

Slide 2 - Slide

Kenmerken werkwoorden
1. Het zijn doe-woorden.
2. Vertellen wat er gebeurt of wat iemand doet.
3. Het kan verschillende vormen hebben (vervoegen).
4. Zinnen zonder werkwoord noemen we elliptische zinnen.

 

Slide 3 - Slide

Blok 2: Grammatica
Werkwoorden? Tijd?

''Houd jij voldoende rekening met het milieu? Lege batterijen breng je naar verschillende inleverpunten. Die vind je in veel winkels en supermarkten. Gooi lege batterijen dus nooit in de vuilnisbak. Er zitten vaak schadelijke stoffen in. Die zijn slecht voor het milieu.

Slide 4 - Slide

Blok 2: Grammatica
Werkwoordsvormen in een zin:
1. Persoonsvorm (pv)
2. Hele werkwoord
3. Voltooid deelwoord (vdw)
''Na het ongeluk heeft Ali zijn moeder moeten bellen.''
''Na het ongeluk heeft Ali zijn moeder gebeld.''
''Na het ongeluk belde Ali zijn moeder.''
''Wij bellen onze moeders.''
Manieren om de pv te vinden
1. Tijdproef

Slide 5 - Slide

Blok 2: Grammatica
Werkwoordsvormen in enkelvoudige - en samengestelde zinnen
Mijn zusje loopt naar school en ik heb de school bereikt met de auto.
Mijn zusje fietst niet naar school, omdat haar fiets kapot gegaan is.
Mijn auto heeft nieuwe banden gekregen.



Slide 6 - Slide

Maken oefening:
Verplicht: 14, 15, 18, 19, 20, 21 en 23
Optioneel: 22

Slide 7 - Slide

Blok 2: Spelling
Werkwoord, stam of ik-vorm?
- zitt          
- kijk na
- spellen
- besprek
- pas aan
- uitleggen
- noter
- et
- durv
- vrees
- blaf
- bonz

Slide 8 - Slide

Werkwoordspelling - PV in t.t.
Regels:
1. Bij ik schrijf je de ik-vorm.
2. Bij jij, u, hij, zij en het schrijf je de ik-vorm + t.
3. Bij wij, jullie en zij (meervoud) schrijf je het hele werkwoord.
4. Als de ik-vorm eindigt op een t, dan hoef je geen extra t te schrijven.
5. Als je achter het werkwoord staat, schrijf je de ik-vorm.

Slide 9 - Slide

Klankgroepen
1. Elk woord heeft 1 of meerdere klankgroepen.
2. Elke klankgroep heeft een grote of korte klank.

Bijvoorbeeld:
School --> 1 klankgroep met een lange klank.
Schooljuf --> 2 klankgroepen, 1 lang + 1 korte.
Schooljuffen --> 3 klankgroepen, 1 lang + 1 kort + 1 kort. 

Slide 10 - Slide

Klankgroepen
bus --> 1 klankgroep, kort --> Verdubbel de medeklinker --> bussen

school --> 1 klankgroep, lang --> Laat een klinker weg -->
scholen

busraam --> 2 klankgroepen, 1 kort + 1 lang --> Laat een klinker weg --> busramen

Slide 11 - Slide

i of ie?
STUDEREN!!

Slide 12 - Slide

Maken oefening:
Verplicht: 27, 29, 30, 31
Optioneel: 28

Dictee plannen!

Slide 13 - Slide

Blok 2: Over taal

Voorvoegsels
Achtervoegsels
on- = niet
-achtig = een beetje als...
wan- = slecht
-baar = je kunt het...
her- = opnieuw
-loos = zonder...
neo- = nieuw
-rijk = met veel...
mono- = alleen/één...
anti- = tegen

Slide 14 - Slide

Blok 2: Over taal
Klassikaal oefening: 34
Zelfstanding of in tweetallen oefening: 35, 37 en 42.

Slide 15 - Slide