eindquiz Markt en Overheid

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Er is sprake van welvaartsverlies door het instellen van een maximumprijs of een minimumprijs

1. waar
2. niet waar

Door samenwerking kan een gevangenendilemma worden voorkomen.

1. Juist
2. Onjuist

Welke marktstructuren bieden homogene producten aan?

1. oligopolie; monopolistische concurrentie
2. volkomen concurrentie; monopolistische concurrentie
3. volkomen concurrentie; oligopolie
4. monopolie, volkomen concurrentie

Op de volgende twee marktvormen kunnen de producten heterogeen zijn:

1. volkomen concurrentie en oligopolie
2. volkomen concurrentie en monopolistische concurrentie
3. monopolistische concurrentie en oligopolie
4. volkomen concurrentie en monopolie

Totale maximale winst bereken je door...

1. TO = TK
2. MO = MK
3. TO - TK
4. MO - MK

Juist of onjuist?
Een maximumprijs is hoger dan
de evenwichtsprijs

1. Juist
2. Onjuist

maximale omzet bereken je door:

1. MO= 0
2. MO = MK
3. TO = TK
4. Qa = Qv

winst bereken je door:

1. TO = TK
2. MO = MK
3. TO - TK
4. MO = 0

Wat is een voorbeeld van een quasi-collectief goed?

1. Onderwijs
2. Defensie
3. Dijkbewaking
4. Rechtspraak

Wat zou een extern effect kunnen zijn bij de productie van mosselen?

1. Een lagere winst
2. Lagere verkoopcijfers door corona
3. Milieuvervuiling door de mosselvangst
4. Minder mosselen in de zee door mosselvangst

1. collectief goed
2. individueel goed
3. quasi collectief goed
4. quasi individueel goed

Door wie worden collectieve goederen geleverd?

1. bedrijven
2. particulieren
3. overheid
4. buitenland

Het geel gearceerde vlak is

1. welvaartsverlies
2. overheidssurplus
3. subsidiebedrag
4. producentensurplus

Maximale winst wordt behaald bij:

1. 75 euro
2. 50 euro
3. 25 euro
4. 0 euro

Dus, een elasticiteit van -3 betekent:

1. zeer elastisch, de consument reageert sterk
2. inelastisch, de consument reageert nauwelijks
3. elastisch, de consument reageert niet
4. inelastisch, de consument reageert niet

Wat zijn complementaire goederen?

1. 
2. 
3. 
4. 

Wie betaalt de accijns

1. producent
2. producent en consument
3. consument
4. overheid