1.4 Wordt alles duurder?

1 / 49
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo lwoo, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Klassenafspraken

Zelfstandig werken doen we in stilte
Docent loopt route
Kan je niet verder? Sla vraag even over en maak de volgende 


  • We laten elkaar uitspreken
  • Geen eten/drinken
  • Vraag? We steken onze vinger op 
  •  Geen plattengrond
  • Mogen muziek luisteren tijdens zelfstandig werken

Slide 2 - Slide

Lesplan 17/9 (1e uur)
  • Bespreken huiswerk
  • Klassikale introductie H 1.4 (deel 1)
  • Opdrachten maken - nabespreken
  • Terugblik op lesdoelen
  • Afsluiting

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Zelfstandig werken
Maken vragen § 1.4: 2-3-4-5-6-7-8
Klaar? Kijk je werk na en 
ga verder met rekenopgaven 12-14-16-17 blz 33 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Betekent het CBS?
A
Centraal Bureau voor de Statistiek.
B
Centraal Bevolkingsregister
C
Centraal Bestuurlijk Systeem
D
Centraal Bank System

Slide 14 - Quiz

Wat is het verschil tussen
inflatie en deflatie?
(kies 2 antwoorden)
A
Deflatie verhoogt de rente.
B
Inflatie is een stijging van het algemeen prijsniveau.
C
Deflatie is een daling van het algemeen prijsniveau.
D
Inflatie vermindert de koopkracht.

Slide 15 - Quiz

Wat is koopkracht?
A
Het inkomen van een persoon
B
De waarde van geld
C
De prijs van producten
D
De hoeveelheid goederen en diensten die je kunt kopen.

Slide 16 - Quiz

timer
5:00

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Lesplan 17/9 (2e uur)
  • Herhaling theorie (klassikaal blz. 26)
  • Uitleg rekenopgaven H 1.4 
  • Opdrachten maken & nabespreken
  • Terugblik op lesdoelen
  • Afsluiting

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Slide

0

Slide 22 - Video

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Zelfstandig werken

Maken vragen § 1.4: 9-10-11
Rekenopgaven 12-17-19-21 blz 33

Slide 25 - Slide

Lesplan 19/9 
  • Huiswerk controle / Zelfstandig nakijken
  • Bespreken huiswerk (blz. 22/23) 
  • Quizvragen LessonUp (iedereen)
  • Controle lesdoelen H 1.4
  • Vragen?
  • Afsluiting

Slide 26 - Slide

Huiswerkbespreking
  • Opgaven 3 - 10 - 11

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Wat is het verschil tussen primaire en secundaire behoeften?
A
Secundaire behoeften zijn fysieke behoeften, primaire behoeften zijn emotionele behoeften
B
Secundaire behoeften zijn duurder dan primaire behoeften
C
Primaire behoeften zijn essentieel voor overleving
D
Primaire behoeften zijn luxer dan secundaire behoeften

Slide 29 - Quiz

Wat is een alternatieve manier om in je eigen behoeften te voorzien?
A
Consumeren
B
Vrije goederen
C
Zelfvoorziening
D
Winkelen

Slide 30 - Quiz

Wat zijn vaste lasten?
A
Cadeaus kopen
B
Uit eten gaan
C
Huur, gas, water en elektriciteit
D
Kleding kopen

Slide 31 - Quiz

Wat betekent 'schaarse middelen' in relatie tot behoeften?
A
Alles is overvloedig beschikbaar.
B
Je moet kiezen wat je wilt kopen.

Slide 32 - Quiz

Wat wordt bedoeld met inkomsten uit bezit?
A
Inkomsten uit verzekeringen
B
Inkomsten uit beleggingen en vermogen
C
Inkomsten uit giften
D
Inkomsten uit loondienst

Slide 33 - Quiz

Wat gebeurt er met je koopkracht als de inflatie stijgt?
A
De prijzen van producten blijven gelijk.
B
Je kunt meer kopen met hetzelfde inkomen.
C
Je kunt minder kopen met hetzelfde inkomen.
D
Je inkomen stijgt automatisch mee.

Slide 34 - Quiz

Waarom is het belangrijk dat lonen meestijgen met inflatie?
A
Om de koopkracht van het inkomen te behouden.
B
Om de winst van bedrijven te vergroten.
C
Om de inflatie te stoppen.
D
Om de belastingen te verhogen.

Slide 35 - Quiz

Betekent het CBS?
A
Centraal Bureau voor de Statistiek.
B
Centraal Bevolkingsregister
C
Centraal Bestuurlijk Systeem
D
Centraal Bank System

Slide 36 - Quiz

Waar komt overdrachtsinkomen vandaan?
A
Van bezit, uit arbeid, in natura
B
Van de overheid of sociale voorzieningen

Slide 37 - Quiz

Wat zijn incidentele uitgaven?
A
Reparaties aan huis en aankoop van meubels
B
Huur betalen en vakantie boeken
C
Boodschappen doen en openbaar vervoer kosten
D
Zorgverzekering en internet abonnement

Slide 38 - Quiz

Wat is het verschil tussen
inflatie en deflatie?
(kies 2 antwoorden)
A
Deflatie verhoogt de rente.
B
Inflatie is een stijging van het algemeen prijsniveau.
C
Deflatie is een daling van het algemeen prijsniveau.
D
Inflatie vermindert de koopkracht.

Slide 39 - Quiz

Wat is koopkracht?
A
Het inkomen van een persoon
B
De waarde van geld
C
De prijs van producten
D
De hoeveelheid goederen en diensten die je kunt kopen.

Slide 40 - Quiz

Controle Leerdoelen H1.4

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Nu wil ik ....
A
Meer uitleg over de theorie
B
Meer uitleg over de rekenopdrachten
C
Zelfstandig verder met (reken)opdrachten
D
Ik ben klaar. Ook met rekenen op blz 32-33

Slide 43 - Quiz

OPDRACHTEN
Maak alle rekenopdrachten op blz 32-33
(sommigen heb je al gemaakt)
Klaar?
Maak dan de examentraining op blz 34
of
De plus opdrachten op blz 30-31

Slide 44 - Slide

SAMENVATTING

Sla je boek open op blz. 26
Samen vullen we de ontbrekende woorden in 
van alle paragrafen

Slide 45 - Slide

GRAAIFLATIE

Samen kijken we de video van RTL nieuws.

KIJKERSVRAAG
Wat betekent graaiflatie

Slide 46 - Slide

Extra informatie over inflatie
Eerder klaar met de les?
Bespreek dan de gevolgen van inflatie op deze pagina.

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Link

Slide 49 - Video