être, avoir, faire, aller

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

BONJOUR et BIENVENUE!

Bonjour

et 

bienvenue!!

Doel?

Aan het einde van deze les ...

• kan ik de werkwoorden être, avoir, faire & aller met wat hulp gebruiken. 

Etre in het Frans!

c'est = het is

être

=

 zijn

il/elle/on est

nous sommes

vous êtes

ils/elles sont

tu es

je suis

wij zijn

zij zijn (m&v)

ik ben

u bent & jullie zijn

jij bent

hij/zij/men is (wij zijn)

Elle ... une fille. (être)

1. es
2. est
3. sont
4. sommes

avoir

AVOIR = HEBBEN

1

2

3

4

zij heeft

ik heb

hij heeft

jij hebt

1

2

3

4

zij hebben (v)

wij hebben

jullie hebben

zij hebben (m)

J'AI = IK HEB

( je ai --> j'ai)

TU AS = JIJ HEBT

IL A = HIJ HEEFT

ELLE A = ZIJ HEEFT

ON A = MEN HEEFT

NOUS AVONS 

= 

WIJ HEBBEN

VOUS AVEZ

= 

JULLIE HEBBEN

VOUS AVEZ

= 

U HEEFT

ELLES ONT

= 

ZIJ HEBBEN 

(vrouwelijk meervoud)

ILS ONT

= 

ZIJ HEBBEN 

(mannelijk meervoud)

Wat betekent "tu as"?

1. zij hebben
2. hij heeft
3. jij hebt
4. ik heb

Wat betekent "nous avons"?

1. ik heb
2. u heeft
3. wij hebben
4. zij hebben

Hoe vertaal je "men heeft" in het Frans ?

1. ils ont
2. nous avons
3. j'ai
4. on a

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft

B. zij hebben

C.  men heeft

D.  jullie hebben

E. jij / je hebt

F. wij hebben

1.  nous  avons

2.  tu  as

3.  ils  ont

4.  on  a

5.  vous avez

6.  elle  a

Kan je avoir en être nu vervoegen?

😒🙁😐🙂😃

faire du cheval

faire du vélo

faire de la natation

faire du hockey

faire du foot

faire de la gymnastique

faire du ski

faire du patinage

Faire - vertaling?

1. Faire = doen, maken

faire (présent):

nous ____ (faire)

1. fairons
2. fons
3. faisons
4. faites

faire (présent):

Tu (faire)

1. fais
2. fait
3. as
4. vas

Rijtje Faire Passé Composé

Frans	Nederlands
J' ai fait	Ik heb gemaakt/ gedaan
Tu as fait	Jij hebt gemaakt/ gedaan
Il/ elle/ on a fait	Hij/ zij/ men heeft gemaakt/ gedaan
Nous avons fait	Wij hebben gemaakt/ gedaan
Vous avez fait	Jullie hebben gemaakt/ gedaan
Ils/ elles ont fait	Zij hebben gemaakt/ gedaan

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles

Combineer de juiste vorm van 'faire' met het onderwerp. Faire = maken/doen

Onregelmatig werkwoord - faire

fais

fais

fait

faisons

faites

font

je/j' ___ (faire, passé composé)

1. fais
2. ai fais
3. fait
4. ai fait

elles ___ (faire, passé composé)

1. ont fait
2. ont font
3. a fait
4. ont fairé

Faire - Passé composé - Vous ......... ........

ALLER - GAAN

Wat betekent Aller?

aller

Sleep de juiste vorm van aller naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord

il/elle

nous

vous

ils/elles

tu

je

allons

vont

vais

allez

vas

va

Vul de juiste vorm van aller:
il ________ (aller)

1. vais
2. va
3. allons
4. allez

Je (aller)

1. va
2. vais
3. ai
4. suis

Vous (aller, présent)

1. vais
2. vas
3. va
4. allez

aller - présent - tu

1. tu alles
2. tu ailles
3. tu vas
4. tu vais